Grasleemhoed (Agrocybe pediades)
Grasleemhoeden zijn kleine,
bleekbruine paddenstoeltjes die
van voorjaar tot nazomer opduiken in schrale
wegbermen, onbemeste gazons, parken en plantsoenen, op open
plekken
in
bossen, in duinvalleien tussen gras en mos, en soms zelfs in
de
zeereep (1,2). De hoed heeft een diameter van 0.5 tot 3.5
centimeter. Hij is aanvankelijk halfbol- of enigszins kegelvormig, maar
wordt later meer afgeplat. Het oppervlak is glad
en
enigszins vettig, vaak wat gebarsten, bij vochtig weer bruingeel en bij
droog weer bleker. Bij jonge exemplaren zijn er aan de
hoedrand witte,
katoenachtige velumresten te zien. De plaatjes aan de
onderzijde
zijn aanvankelijk beige, maar worden grijsbruin tot
roestbruin als de sporen rijpen. De snede van de plaatjes is dikwijls
lichter van kleur dan de zijkant. De steel van de
paddenstoel kan 3 tot 5 cm lang en 2 tot 6 mm dik worden. Hij is
cilindrisch, aan de basis soms wat verbreed, witachtig tot
bleek
okergeel, en berijpt. In jonge toestand is de steel
massief, maar bij veroudering wordt hij hol. Een ring ontbreekt meestal. Aan
de basis van de steel zijn vaak fijne witte rhizomorfen
(wortelachtige schimmeldraden) te zien (1,7,9,11,13). Het
mycelium van de grasleemhoed leeft van humus en
bladafval,
maar is niet goed in staat om hout af te breken (3). Behalve vruchtlichamen met
normale sporen kan het mycelium ook conidiën
(ongeslachtelijke sporen) vormen (13). De aanwezigheid van de schimmel kan leiden tot heksenkringen in een gazon (4,5). In Nederland groeit de paddenstoel dikwijls in het gezelschap van duizendblad (Achillea millefolium), vroege haver (Aira praecox) en gewoon struisgras (Agrostis capillaris). De soort komt behalve in Europa ook voor
in Noord Amerika (1,8,9), Afrika (6), Azië, Australië en Nieuw Zeeland (12).
Naam In het
Afrikaans heet de paddenstoel "graskoepeltjie" (6). Die naam begrijp je onmiddellijk als je de foto linksboven bekijkt. De genusnaam Agrocybe is
afgeleid van het woord agro-,
dat "van de akkers" of "van de velden", en het woord kube,
dat "hoofd" of "hoed" betekent. Het Nederlandse "Leemhoed" en het
Duitse "Ackerling" benaderen dit aardig. In
Engeland worden de paddenstoelen uit dit geslacht "fieldcap" (veldmuts)
genoemd. De soortnaam pediades
betekent "van de vlakten", of "uit de grond" (1). Agaricus
pusillus, Agaricus
semiorbicularis, Agaricus pediades, Agaricus arenicola, Naucoria
pediades, Naucoria semiorbicularis, Agrocybe semiorbicularis, Naucoria
arenaria, Agrocybe arenicola, Naucoria subpediades, Agrocybe arenaria,
en Agrocybe subpediades
zijn synoniemen van Agrocybe
pediades (1,10).
Grasleemhoeden kunnen met andere bleekbruine
paddenstoeltjes verwisseld worden. Daarom hadden we achter de titel van
deze pagina misschien een vraagteken moeten zetten. Obsidentify (het
beeldherkenningsprogramma van Naturalis) verklaarde van al onze
foto's echter dat het om de grasleemhoed ging. De soortafgrenzing binnen de praecox
groep van het
geslacht Agrocybe (leemhoeden die op de vroege leemhoed Agrocybe praecox lijken) is zelfs voor experts moeilijk (8).
Eetbaarheid/nut Omdat
grasleemhoeden gemakkelijk met andere paddenstoelen verwisseld
kunnen worden, waarvan sommige giftig zijn, is het niet
verstandig om ze in een gerecht te verwerken.
Volgens
sommige waarnemers (en ook volgens ons) heeft de paddenstoel een meelgeur, volgens
anderen ruikt hij naar augurken (12).
Waar gevonden We hebben
grasleemhoeden gevonden in de strook schraal grasland tussen
de
Wegastraat en de spoordijk Groningen-Leeuwarden. Vroeger
was
dit de zuidberm van de Friese Straatweg, maar
die
weg is verlegd toen de wijk Oostergast werd aangelegd.
Literatuur 1. Agrocybe pediades (Fr.)
Fayod - Common Fieldcap. Document op www.first-nature.com.
2. Agrocybe pediades
(Fr.: Fr.) Fay. Grasleemhoed. Overzicht van de Paddestoelen in
Nederland (1995).
3.
Barrasa JM, Blanco MN, Esteve-Raventós F, Altés A, Checa J, Martínez
AT, Ruiz-Dueñas FJ (2014) Wood and humus decay strategies by white-rot
basidiomycetes correlate with two different dye decolorization and
enzyme secretion patterns on agar plates. Fungal Genetics and Biology
72:106-114.
4. Gelernter W, Stowell
LJ (1998) Fairy ring and localized dry spot: Is there a connection?
PACE Insights 4(1):1-4.
5. Gelernter W, Stowell
LJ (1999) Fairy ring and localized dry spot: New management approaches.
PACE Insights 5(10):1-4.
6.
Gorter GJMA, Eicker A (1988) Gewone Afrikaanse en Engelse name vir die
meer algemene Suid-Afrikaanse sampioene en ander makroswamme.
Suid-Afrikaans Tydskrif vir Natuurwetenskap en Tegnologie 7:55-64.
7. Halbkugeliger
Ackerling, Raustieliger Ackerling, Trockener Ackerling. Document op
www.123pilze.de.
8. Kuo M (2006) The
Genus Agrocybe. Document op www.mushroomexpert.com.
9. Kuo M (2006) Agrocybe pediades. Document op www.mushroomexpert.com.
10. Malysheva EF,
Kiyashko AA (2011) Contribution to the study of Agrocybe pediades
complex (Agaricales)
in Russia based on nrITS sequences. Mycologica Balcanica 8:115-124.
11. Nauta M (1986) De
in Nederland voorkomende leemhoeden
(Agrocybe). Coolia 29(2):36-43.
12. Raustieliger Ackerling. Document op de.wikipedia.org.
13. Walther G, Weiß M
(2006) Anamorphs of the Bolbitiaceae
(Basidiomycota, Agaricales). Mycologia 98:792-800.
Terug naar de
soortenlijst