Paarse dennenzwam (Trichaptum abietinum)
PaarseDennenzwam1Paarse dennenzwam 2
De paarse dennenzwam groeit als saprofyt op dode stammen, stronken en takken van naaldbomen (vooral sparren). Hij vormt dunne korstvormige groeisels op de onderkant, maar ook dakpansgewijs geplaatste hoedjes of richels aan de zijkant van zulke stammen. Die hoedjes zijn dun, leerachtig taai en hebben min of meer paarse randen. De rest van hun oppervlak is grijzig en heeft een fluweelachtige of viltige textuur. Vaak zijn daar concentrische zones zichtbaar. Bij veroudering verdwijnen de haartjes op het hoedoppervlak en ontstaan er door algengroei dikwijls groenige tinten. De poriën aan de onderkant zijn erg klein (3 tot 5 per mm) en de poriënlaag is in jonge toestand violet, maar wordt later bruinachtig (2,10). Volgens een Zweeds artikel is de paarse dennenzwam een primaire kolonisator van dood naaldhout en wordt hij geleidelijk verdrongen door soorten die later in de successie optreden (4), maar volgens Duitse auteurs blijven de vruchtlichamen op een stam aanwezig tot het hout ver is vergaan (2). Uit moleculair biologisch onderzoek is gebleken dat er op één enkele naaldboomstam meerdere, genetisch verschillende, mycelia van de paarse dennenzwam aanwezig kunnen zijn en dat de paddenstoel zich voornamelijk verspreidt via zijn sporen (5).
Het mycelium van de paarse dennenzwam is in staat om nematoden te vangen en te verteren, maar de mycelia van andere houtzwamsoorten zoals de oesterzwam en de shiitake doen dit in nog veel sterkere mate (7). De paarse dennenzwam komt voor in Azië, Noord- en Midden Amerika, Noord Afrika, en vrijwel geheel Europa (2). In Duitsland (2) en Estland (12) is de paarse dennenzwam de meest algemeen voorkomende paddenstoelsoort op naaldhout. Sporen van de paarse dennenzwam worden niet alleen door de wind verspreid, maar ook door sommige kevers, zoals de viervlekschimmelvreter (Endomychus coccineus) en de schorsglanskever (Glischrochilus quadripunctatus) (3,11), en door schimmeletende thrips-soorten zoals Hoplothrips polysticti (6).

Naam
De genusnaam Trichaptum betekent 'met aanhangende haren', en de soortnaam abietinum 'fijnspar bewonend" (9). Boletus abietinus, Polyporus abietinus, Polystictus abietinus, Hirschioporus abietinus, en Trametes abietina zijn synoniemen van Trichaptum abietinum (9).

Eetbaarheid/nut
Vruchtlichamen van de paarse dennenzwam zijn voor mensen niet eetbaar (2). De grauwroze dennenzwam (Skeletocutis carneogrisea) kan soms als parasiet op (of onder) korstvormige vruchtlichamen van de paarse dennenzwam groeien (1,8).

Waar gevonden
Wij hebben vruchtlichamen van de paarse dennenzwam gevonden in het "gemeentebosje" van De Haspel (Gr.), dat voor de helft uit loofbos en voor de andere helft uit naaldbos bestaat, en ook op het Hulshorsterzand bij Nunspeet (Ge.) .

Literatuur
1. Anema-Balke J (2009) Pronken met de hoed van een ander. Skeletocutis carneogrisea was found on an unusual substrate: Trichaptum abietinum. Coolia 52:113.
2. Gemeiner Violettporling. Document op de.wikipedia.org.
3. Jacobsen RM, Kauserud H, Sverdrup-Thygeson A, Bjorbaekmo MM, Birkemoe T (2017) Wood-inhabiting insects can function as targeted vectors for decomposer fungi. Fungal Ecol 29:76-84.
4. Jönsson MT, Edman M, Jonsson BG (2008) Colonization and extinction patterns of wood-decaying fungi in a boreal old-growth Picea abies forest. J Ecol 96:1065-1075.
5. Kauserud H, Schumacher T (2003) Regional and local population structure of the pioneer wood-decay fungus Trichaptum abietinum. Mycologia 95:416-425.
6. Kobro S (2001) Hoplothrips polysticti (Thysanoptera) on the wood-rotting polypore Trichaptum abietinum infesting dead Picea abies in Norway. Entomol Fennica 12:15-21.
7. Mamiya Y, Hiratsuka M, Murata M (2005) Ability of wood-decay fungi to prey on the pinewood nematode, Bursaphelenchus xylophilus (Steiner and Buhrer) Nickle. Jap J Nematology 35:21-30.
8. Nilsen KE (2010) Paarse dennezwam (Trichaptum abietinum) vaker in combinatie met grauwroze dennezwam (Skeletocutis carneogrisea). Coolia 53:153-156.
9. O'Reilly P (2023) Trichaptum abietinum (Dicks.) Ryvarden - Purplepore Bracket. Document op first-nature.com.
10. Paarse dennenzwam. Document op nl.wikipedia.org.
11. Persson Y, Ihrmark K, Stenlid J (2011) Do bark beetles facilitate the establishment of rot fungi in Norway spruce? Fungal Ecol 4:262-269.
12. Runnel K, Tamm H, Lôhmus A (2015) Surveying wood-inhabiting fungi: Most molecularly detected polypore species form fruit-bodies within short distances. Fungal Ecol 18:93-99.

Terug naar de soortenlijst