Berkenridderzwam (Tricholoma fulvum)
OverzichtOnderaanzichtZijaanzicht
Berkenridderzwammen zijn middelgrote paddenstoelen (doorsnee van de hoed 5 tot 12 cm), die groeien bij berken (14). Volgens een Franse website kunnen ze in zeldzame gevallen ook gedijen bij populieren (10). Het mycelium van de paddenstoel leeft in nauwe samenwerking (ectomycorrhiza) met deze bomen. Het hoedoppervlak heeft een roodbruin centrum en een gelige rand, het is mat van tint en bedekt met kleine vezeltjes. Bij nat weer voelt het plakkerig aan. De rand van de hoed kan enigszins geribbeld of gegroefd zijn. De plaatjes aan de onderzijde van de hoed zijn geel en krijgen spoedig bruine vlekjes. De steel van de paddenstoel is roodbruin of geel met bruine vezels, en het vlees in de steel is geel (2,3,8,11). De berkenridderzwam is een paddenstoel van voedselarme bodems en een doelsoort in het beheer van bossen op voedselarme zandgrond (9).

Naam
De genusnaam Tricholoma is afgeleid van twee Griekse woorden en betekent "met harige (of: vezelige) rand" - al is dat bij de meeste ridderzwammen niet van toepassing! Fulvum is "geelbruin". Agaricus fulvus, Agaricus flavobrunneus, Agaricus impuber, Agaricus incertus, Agaricus nictitans, Agaricus trichopus, Gyrophila fulva, Tricholoma flavobrunneum, en Tricholoma nictitans zijn synoniemen van Tricholoma fulvum (5,7,8,12). De sparrenridderzwam (Tricholoma pseudonictitans) is een soort die sterk op de berkenridderzwam lijkt, maar groeit bij sparren en fijnsparren. Volgens sommige auteurs moeten T.pseudonictitans en T.fulvum worden samengevoegd en niet langer worden beschouwd als afzonderlijke soorten (2,5,7,10).

Eetbaarheid/nut
Berkenridderzwammen kunnen ingewandsstoornissen veroorzaken. Het is dus niet aan te raden om de paddenstoel als voedsel te verzamelen, hoewel hij in sommige landen als eetbaar te boek staat (4,5,13). Volgens Engelse en Spaanse websites smaakt hij bovendien erg slecht - vooral bitter (8,11). In tegenstelling tot andere paddenstoelen uit de ridderzwamfamilie bevat de berkenridderzwam geen plantenstoffen die de groei van kankercellen kunnen remmen (1). De paddenstoel ruikt enigszins melig of ranzig (4,5,12,13). De vruchtlichamen dienen als voedselbron voor de larven van meerdere keversoorten (6).

Waar gevonden
Wij hebben berkenridderzwammen aangetroffen in de voortuin van een woonhuis aan de Cort van der Lindenstraat, onder een forse, oude berkenboom, en ook in het zuidelijk deel van het Smitpark, in de nabijheid van jonge berken.

Literatuur
1. Bézivin C, Lohézic F, Sauleau P, Amoros M, Boustie J (2002) Cytotoxic Activity of Tricholomatales Determined with Murine and Human Cancer Cell Lines. Pharm Biol 40:196-199.
2. Birke-ridderhat (Tricholoma fulvum (DC.) Sacc.). Document op svampe.databasen.org.
3. Gelbblättriger Ritterling Tricholoma fulvum. Document op tintling.com.
4. Gelbblättriger Ritterling, Birch Knight, Birkenritter. Tricholoma fulvum (syn. Tricholoma flavobrunneum). Document op www.123pilzsuche-2.de.
5. Gelbblättiger Ritterling. Document op de.wikipedia.org.
6. Melke A, Chachula P, Ruta R, Szoltys H, Ciszewski T (2022) Beetles (Coleoptera) collected from fruiting bodies of fungi (excl. polyporoid and hypogeous fungi) in the Pieniny National Park. Entomological News (Poland) 41:39-76.
7. Noordeloos ME, Christensen M (1999) Tricholoma fulvum. In: Bas C, Kuyper TW, Noordeloos ME, Vellinga EC. Flora Agaricina Neerlandica, Volume 4, pp.129-130. Rotterdam:A.A.Balkema.
8. O'Reilly P. Tricholoma fulvum (Bull.) Bigeard & H. Guill. - Birch Knight. Document op www.first-nature.com.
9. Ozinga W, Arnolds E (2003) Mycorrhizapaddestoelen als leidraad voor beheeradviezen voor bossen op voedselarme zandgrond. De Levende Natuur 104:177-183.
10. Tanchaud P (2020) Tricholoma fulvum (DC. : Fr.) Saccardo. Document op www.mycocharentes.fr.
11. Tricholoma fulvum. Document op www.fichasmicologicas.com.
12. Tricholoma fulvum (Bulliard) Gillot & Lucand (1889) - Tricholome brun et jaune, Tricholome fauve. Document op www.mycodb.fr.
13. Tricholoma jaune et brun. Document op mycorance.free.fr/valchamp.
14. Watling R (1984) Macrofungi of birchwoods. Proc R Soc Edinburgh 85B:129-140.

Terug naar de soortenlijst