Blauwgrijs steenschildmos (Parmelia saxatilis)
steenschildmos1steenschildmos2
Blauwgrijs steenschildmos is een groot (tot 8 cm), rozetvormig korstmos, dat groeit op oude bomen met zure schors, vooral zomereik, linde, beuk, wilg en populier. De soort kan ook op zuur gesteente (van hunebedden en dijkbeschoeiingen) worden aangetroffen. De bovenkant van het thallus is mat grijs tot blauwgrijs van kleur, niet berijpt en dikwijls voorzien van pseudocyphellen (d.w.z. lijnvormige of vertakte gebieden met een dunne opperhuid die voor de gaswisseling dienen). Het centrum van oudere thalli is vaak helemaal bedekt met cilindervormige of vertakte isidiën, uitgroeisels die kunnen afbreken en voor de vegetatieve voortplanting van het korstmos zorgen (2,5,7,10). De structuur van de bovenlaag van het thallus van blauwgrijs steenschildmos is onderzocht met de licht– en scanning electronenmicroscoop (1,9). In de volksgeneeskunst is Parmelia saxatilis voor allerlei doeleinden aangewend, en het korstmos leverde een roodbruine kleurstof waarmee kledingstoffen werden geverfd (4). De thalli bevatten een bijzondere plantenstof, salazinezuur, met onbekende functie (6,8).

Naam

De genusnaam Parmelia is wellicht afgeleid van het Latijnse woord parma, dat “schildje” betekent. Volgens anderen echter van de Griekse woorden parme en eileoo. Parmelia zou dan “omsloten schaal” betekenen en wijzen op de vorm van de apotheciën. De Latijnse soortnaam saxatilis betekent: “tussen rotsen levend”. Hoewel blauwgrijs steenschildmos een veelvormige soort is waarvan wordt beweerd dat deze opgesplitst moet worden, kunnen de voorgestelde soorten of ondersoorten niet betrouwbaar worden onderscheiden (3).

Waar gevonden

Wij hebben blauwgrijs steenschildmos aangetroffen op de stam van een forse zomereik, in het Mensingebos bij Roden (Dr.), anderhalf tot twee meter boven de grond.


Literatuur

1. Anglesea D, Veltkamp C, Greenhalgh GN (1982) The upper cortex of Parmelia saxatilis and other lichen thalli. Lichenologist 14:29-38.
2. Blauwgrijs steenschildmos. Document op nl.wikipedia.org.
3. Corsie EI, Harrold P, Yahr R (2019) No combination of morphological, ecological or chemical characters can reliably diagnose species in the Parmelia saxatilis aggregate in Scotland. Lichenologist 51:107-121.
4. González-Burgos E, Fernández-Moriano C, Gómez-Serranillos MP (2019) Current knowledge on Parmelia genus: Ecological interest, phytochemistry, biological activities and therapeutic potential. Phytochemistry 165:112051.
5. Grube M, Wedin M (2016) Lichenized Fungi and the Evolution of Symbiotic Organization. Microbiol Spectrum 4:FUNK-0011-2016.
6. Ingólfsdottir K, Chung GAC, Skúlason VG, Gissurarson SR, Vilhelmsdóttir M (1998) Antimycobacterial activity of lichen metabolites in vitro. Eur J Pharm Sci 6:141-144.
7. Maas Geesteranus RA (1947) Revision of the lichens of The Netherlands I. Parmeliaceae. Blumea 6:1-199.
8. Manojlovic N, Rankovic B, Kosanic M, Vasiljevic P, Stanojkovic T (2012) Chemical composition of three Parmelia lichens and antioxidant, antimicrobial and cytotoxic activities of some of their major metabolites. Phytomedicine 19:1166-1172.
9. Modenesi P, Vanzo C (1986) The cortical surfaces in Parmelia saxatilis and P.caperata: A histochemical approach. Lichenologist 18:329-338.
10. Parmelia saxatilis. Document op de.wikipedia.org.

Terug naar de soortenlijst