Bleke franjehoed (Psathyrella candolleana)
De
bleke franjehoed is een algemene paddenstoel die leeft van de afbraak
van vermolmd, halfvergaan hout. Men vindt hem in groepen bij bomen, op
boomstronken of afgevallen takken en in vochtig grasland. De vruchtlichamen lijken soms in groepen op de bodem te groeien, maar
ondergronds zijn er dan altijd houtresten aanwezig.
In een Duits onderzoek verscheen de paddenstoel pas na 3 jaar op
stobben van gekapte bomen (9). In Afrika, Azië en Australië kunnen orchideeën zonder bladgroen, zoals Eulophia zollingeri, Satyrium nepalense en Epipogeum roseum met het mycelium van de bleke
franjehoed mycorrhiza vormen (3,6,10). Bleke franjehoeden hebben een
dunvlezige, broze hoed met een doorsnee van 3 tot 6 centimeter. De
hoedkleur is variabel en afhankelijk van de vochtigheid van het
weer: in jonge en vochtige toestand bruinachtig of
geelbruin, bij het ouder worden bleker (1). De
plaatjes aan de
onderzijde van de hoed zijn aanvankelijk wit, later roze-grijs en uiteindelijk
donkerbruin. In tegenstelling tot inktzwammen vervloeien de hoeden niet
wanneer de sporen rijpen (8,11). Aan de hoedrand is meestal een
karakteristieke "witte franje" van velumresten zichtbaar (11, zie ook
de derde foto van links). De witte steel is hol en evenals de hoed erg broos (13).
Naam
De genusnaam Psathyrella is een verkleinwoord. Het Griekse woord psathyros betekent bros, of brokkelig. Een Psathyrella is een "kleine broze" (1,8). De hoeden en stelen van de
paddenstoelen uit dit geslacht zijn inderdaad heel fragiel en worden
gemakkelijk beschadigd. De soortnaam candolleana
is een eerbetoon aan de Zwitserse botanicus Augustin Pyramus de
Candolle, die leefde van 1778-1841 (1,2,8). De bleke franjehoed kan
worden verwisseld met de vroege franjehoed (Psathyrella spadiceogrisea), de witsteelfranjehoed (Psathyrella piluliformis) en de spaanderfranjehoed (Psathyrella marcescibilis) (13). Bovendien is Psathyrella candolleana vermoedelijk
niet één soort maar een complex van meerdere soorten, ondersoorten
en variëteiten (4). De paddenstoel is in het verleden bekend geweest
onder veel verschillende namen. Van de Latijnse naam bestaan
er dan ook talrijke synoniemen (1,8).
Eetbaarheid/nut
Over
de eetbaarheid van de bleke franjehoed lopen de meningen uiteen.
Volgens sommigen is hij eetbaar, volgens anderen oneetbaar (2).
Wij houden het op het laatste, gezien de kans op verwisseling
met giftige of hallucinogene soorten. Bovendien is van de bleke
franjehoed bekend dat hij arsenicum in
zijn vruchtlichamen kan ophopen, in de vorm van arsenobetaine,
dimethylarsinezuur, methylarsonzuur en tetramethylarsonium kation (5).
Erg gezond kan de paddenstoel dus niet zijn. Uit het mycelium van de
bleke franjehoed zijn bijzondere plantenstoffen geïsoleerd die een
skelet van drie ringen met 5, 7 en 6 koolstofatomen gemeenschappelijk
hebben. Hun functie in de paddenstoel is onbekend, en helaas bleken deze verbindingen geen tumorgroei of
virusremmende eigenschappen te hebben (14). Oude vruchtlichamen van de bleke
franjehoed fungeren als voedselbron voor fruitvliegjes (12).
Waar gevonden
We
hebben bleke franjehoeden in Zuidhorn op allerlei
plaatsen aangetroffen, o.a. in de westberm van de Heemskerkstraat,
de noordberm van de Hanckemalaan, en aan een
greppelrand bij de NH kerk op begraven hout. In Briltil zagen we de
paddenstoel ook meerdere malen, o.a. bij de driesprong van Noordstar,
Kalmoes en Pijlkruid.
Literatuur
1. Ascarelli S (2010) Psathyrella candolleana (Fr.:Fr.) Maire. Document op ilmondodeifunghi.it.
2. Behangener
Mürbling. Document op de.wikipedia.org.
3. Jyothsna BS, Purushothama KB (2014) Psathyrella candolleana (Fr.) Maire, a saprophytic fungus forming orchid mycorrhiza in Satyrium nepalense D. Don from India. Can J Pure Appl Sci 8:2691-2695.
4. Kits van Waveren E (1980) Checklist of synonyms, varieties and forms
of Psathyrella candolleana. Trans Br mycol Soc 75:429-437.
5. Kuehnelt D, Goessler W (2003) Organoarsenic compounds in the
terrestrial environment. Chapter 6 in: Craig P (ed.) Organometallic
Compounds in the Environment, 2nd edition. John Wiley, Chichester UK,
p.223-276.
6. Ogura-Tsujita Y, Yukawa T (2008) High mycorrhizal specificity in a widespread mycoheterotrophic plant, Eulophia zollingeri (Orchidaceae). Am J Bot 95:93-97.
7. Rayner ADM (1977) Fungal colonization of hardwood stumps from
natural sources II. Basidiomycetes. Trans Br mycol Soc 69:303-312.
8. Psathyrella candolleana (Fr.) G. Bertrand - Pale Brittlestem. Document op first-nature.com.
9. Runge A (1990) Vergleichende Untersuchungen zur Pilzsukzession an
Laubholzstümpfen auf Kahlschlägen und im Plenterwald. Z Mykol
56:151-154.
10. Selosse MA, Martos F, Perry BA, Padamsee M, Roy M, Pailler T (2010)
Saprotrophic fungal mycorrhizal symbionts in achlorophyllous orchids.
Finding treasures among the 'molecular scraps'? Plant Signaling
& Behavior 5:349-353.
11. Taylor M (1983) Some common fungi of Auckland city. TANE 29:133-142.
12. Toda MJ, Kimura MT (1997) Life-history traits related to host selection in mycophagous Drosophilids. J Anim Ecol 66:154-166.
13. Vandendriessche F (2014) Bleke franjehoed - Psathyrella
candolleana (Fr.: Fr.) Maire. Document op mycologia.be.
14. Yin X, Feng T, Li ZH, Leng Y, Liu JK (2014) Five new guanacastane-type
diterpenes from cultures of the fungus Psathyrella candolleana. Nat
Prod Bioprospect 4:149-155.Terug naar de soortenlijst