Bundelmycena (Mycena arcangeliana)
HabitusOnderaanzichtBovenaanzichtZijaanzicht
Bundelmycena's zijn paddenstoeltjes die soms alleen, maar meestal in groepen of bundels op vermolmd hout van omgevallen bomen of gevallen takken groeien. Ook op met mos bedekte stammen van loofbomen kunnen ze aanwezig zijn, vooral op beuken, essen en eiken (7,8,10) en in heel zeldzame gevallen op naaldbomen (1,9,10). Van bundelmycena's is bekend dat ze ook op rieten daken kunnen groeien waar het mycelium de dakbedekking schade toebrengt (2,5). De hoed heeft een doorsnee van 1 tot 2,5 cm. Wanneer het vruchtlichaam nog heel jong is, is hij bijna cilindervormig. Tijdens de groei krijgt hij een kegel- of paraboolvorm, om uitindelijk bijna vlak te worden. In het midden van de hoed kan er een umbo (knobbel) aanwezig zijn, maar deze kan ook ontbreken. Het hoedoppervlak is doorschijnend gestreept en is doorzichtiger bij nat weer en minder doorzichtig bij uitdroging. Er bestaan twee kleurvormen van de paddenstoel. Bij de ene vorm (die in de bovenstaande foto's is te zien) is de hoed bleekgeel met een wat donkerder olijfkleurig tot sepiabruin midden, en wordt uiteindelijk bleekgrijs tot bleek grijsbruin. Bij de andere vorm (die in ref.3 is afgebeeld als fig.2) is de hoed donkerder, waterig sepiabruin tot tamelijk donker grijsbruin, donkerder in het midden en bleker aan de rand, die vaak een geelachtige tint vertoont. Onder de hoed zijn er 16 tot 30 plaatjes aanwezig die doorlopen tot de steel, met kortere lamellen er tussen in. Ze zijn bleek citroengeel of zwavelgeel of bleekgrijs tot witachtig van kleur, vaak met een roze tint. De steel van de paddenstoeltjes is 2,5 to 10 cm lang en 1 tot 3 mm dik. Hij is hol, recht of gebogen, glad of voorzien van zeer fijne ribbels. Het steeloppervlak is grotendeels glanzend behalve aan de top. Bij de bleke kleurvorm van de paddenstoel is de steel aanvankelik bleek paarsachtig grijs, en later bleekgrijs tot bleek grijsbruin, waarbij de top witachtig is en de basis lang paarsachtige tinten behoudt. Bij de donkere vorm is de steel aanvankelijk blauwgrijs, blauwachtig violet tot staalblauw, en wordt bij veroudering grijs tot sepiabruin. De steelbasis is bedekt met lange, grove, buigzame, witachtige tot geelachtige draden (1,8).  In Nederland is de bundelmycena een algemeen voorkomende paddenstoel, maar in Nordrhein-Westfalen staat hij in klasse 2 van de Rode Lijst (6). De bundelmycena wordt beschouwd als een typische herfstpaddenstoel (6,9).

Naam
De genusnaam Mycena is vermoedelijk afgeleid van het Griekse woord mukès, dat "paddenstoel" betekent. De soortnaam arcangeliana betekent "van de aartsengel" (10). De aartsengel Michaël is de aanvoerder van de hemelse legermacht, en de bundelmycena verschijnt meestal niet alleen maar als een heel leger. Wie oppervlakkig kijkt kan bundelmycena's daarom verwarren met zwerminktzwammen (4).  De paddenstoel kan ook worden verward met de citroengele mycena (Mycena limonia), maar bij die soort is zowel de hoed als de steel citroengeel.  Ook zou men de bundelmycena kunnen verwarren met de groene mycena (Mycena chlorantha), maar die soort groeit op grassen, vooral in de zeeduinen (1). Omdat helmmycena's (Mycena galericulata) er heel verschillend kunnen uitzien, is er ook veel kans op verwisseling met de helmmycena (4). Andere potentiële dubbelgangers zijn de geelsnedemycena (Mycena flavescens), die niet op dood hout maar op de grond groeit, en de dennenmycena (Mycena metata), die voorkomt in naaldbos (9). De verschillen tussen deze en een aantal andere dubbelgangers en de bundelmycena worden beschreven op een Nederlandse website (11).

Eetbaarheid/nut
Bundelmycena's zijn voor mensen niet eetbaar (9). De vruchtlichamen hebben in verse toestand weinig geur, maar krijgen een jodiumlucht wanneer ze worden gedroogd (1,4,6). Anderen spreken van een radijsachtige geur (8). Deze geur is het beste te ruiken wanneer gedroogde exemplaren in een gesloten doosje worden bewaard en het doosje vervolgens wordt geopend (4,11).

Waar gevonden
In Zuidhorn hebben we bundelmycena's een aantal malen gevonden, in houtsingels die de sportvelden omgeven. Vermoedelijk inderdaad op beuken - en/of eikenhout.

Literatuur
1. Aronsen A (2023) Mycena arcangeliana Bres. Document op mycena.no.
2. Dosdall R, Hahn V, Preuß F, Kreisel H, Miersch J, Schauer F (2014) Characterization of fungi of the genus Mycena isolated from houses thatched with Phragmites communis Trin. in Northern Germany: Enzyme pattern and reed decay. Int Biodet Biodegr 96:174-180.
3. Emmett EE (1992) British Mycena species - 1. Mycologist 6:72-76.
4. Gutter A (2013) Bundelmycena - Mycena arcangeliana Bres. Document op allesoverpaddenstoelen.nl.
5. Hofmann K, Kreisel H, Kordon K, Preuß F, Kües U, Schauer F (2016) The key role of lignin decomposing fungi in the decay of roofs thatched with water reed. Mycol Progress 15:35.
6. Kalveram T (2009) Pilzkunde im Ruhrgebiet. Ein pilzkundlicher Rundblick auf das Jahr 2008 aus der Sicht des Arbeitskreises Pilzkunde Ruhr. Natur in NRW 2:40-42.
7. Merino Alcántara D (2018) Mycena arcangeliana. Document op micobotanicajaen.com.
8. Mycena arcangeliana. Document op fichasmicologicas.com.
9. Mycena arcangeliana. Document op en.wikipedia.org.
10. O'Reilly P (2024) Mycena arcangeliana Bres. - Angel's Bonnet. Document op first-nature.com.
11. Wertwijn JW (2000) Bundelmycena (Mycena arcangeliana). Document op werthof.home.xs4all.nl.

Terug naar de soortenlijst