Dennenvoetzwam (Phaeolus schweinitzii)
De dennenvoetzwam is een parasitaire
paddenstoel die stam- en wortelrot kan veroorzaken in allerlei coniferen,
zoals spar, Douglas-spar, hemlock-spar, grove den, zwarte den, en lariks (4,6,8,9).
In zeldzame gevallen schijnt de zwam ook te kunnen voorkomen bij de
kers (Cerasus avium)
(5). De
vruchtlichamen groeien dikwijls om grassprieten, twijgjes of afgevallen
dennennaalden
heen. De poriën aan de onderzijde zijn aanvankelijk lichtgeel of geel
van kleur
maar worden groengeel bij veroudering. De bovenzijde van de zwam
verkleurt
daarbij van warmbruin naar donkerbruin tot bruinzwart, en het vlees dat
aanvankelijk zacht en buigzaam is wordt uiteindelijk hard (9). Van het
mycelium
van de dennenvoetzwam wordt beweerd dat het in de bodem
als mycorrhizapartner tijdelijk kan samenleven met verschillende
loofbomen, zoals hazelaar,
haagbeuk, kers, vogelkers, lijsterbes en esdoorn (7). Het mycelium kan
naaldbomen pas infecteren als die mechanisch beschadigd of door een
andere
parasiet, zoals de honingzwam (Armillaria
mellea) aangetast zijn (1,3). Na de dood van de gastheer blijft de
dennenvoetzwam nog lang als saprotroof aanwezig op de dode stomp. Op
stompen en wortels van gerooide naaldbomen konden de vruchtlichamen nog 17 jaar
lang verschijnen met een piek in het zevende jaar na het vellen (2). De houtboleet (Buchwaldoboletus
lignicola), een zeldzame paddenstoel, schijnt voor zijn vestiging
afhankelijk te zijn van de aanwezigheid van Phaeolus
schweinitzii (5,7).
Naam
De genusnaam Phaeolus betekent "tamelijk donker". De soortnaam schweinitzii is een eerbetoon aan Lewis
David de Schweinitz (1780-1834), een predikant van de Hernhutter
Broedergemeente, die afkomstig was uit Pennsylvania en de grondlegger werd van
de Amerikaanse mycologie (10). Polyporus schweinitzii is een synoniem
van Phaeolus schweinitzii (1).
Eetbaarheid/nut
In Engeland wordt de dennenvoetzwam
"Dyer's Mazegill" genoemd, vanwege het feit dat er uit de paddenstoel
een groene, gele, of bruine kleurstof kan worden geëxtraheerd voor het verven van
wol of textiel. De kleur is afhankelijk van het metaalion dat gebruikt wordt om
de pigmenten aan de vezels van het weefsel te laten hechten (9).
Waar
gevonden
In een berm van de Sportlaan is ooit een
forse conifeer gerooid en op de dode stobbe groeide daar in 2012 de bovenstaande
paddenstoel.
Buiten Zuidhorn hebben we de soort ook op een aantal plaatsen gezien:
in het Coendersbos bij Nuis, in Bomenland op Vlieland, en in het
Roekebosk in Beetsterzwaag.
Literatuur
1. Barrett DK (1970) Armillaria
mellea as a possible factor predisposing roots to infection by Polyporus schweinitzii. Trans Br mycol
Soc 55:459-462.
2. Barrett DK (1985) Basidiospores of Phaeolus schweinitzii: a source of soil infestation. Eur J For Path
15:417-425.
3. Barrett DK (1985) Infection biology studies of Phaeolus schweinitzii. Eur J For Path 15:355-356.
4. Blakeslee GM (1980) Residual naval stores stumps as reservoirs of
inoculum for infection of slash pines by Phaeolus
schweinitzii. Plant Disease 64:167.
5. Borovicka J (2010) Some notes on the habitat and distribution of Phaeolus schweinitzii. Mykologicky
Sbornik 87:77-79.
6. Hagle SK, Filip GM (2010) Schweinitzii
root and butt rot of Western conifers. Forest
Insect & Disease Leaflet 177, US Department of Agriculture.
7. Lipka J (1985) Weiteres über Buchwaldoboletus
lignicola (Kallenbach) Pilát und Phaeolus
schweinitzii (Fries) Patouillard. Z Mykol 51:47-50.
8. Oosterbaan A, Van den Berg CA, Kopinga J
(2001) Stamrot in lariks- en douglasopstanden in Nederland. Alterra-rapport
297. Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Wageningen.
9. Phaeolus
schweinitzii. Document op en.wikipedia.org.
10. Phaeolus
schweinitzii (Fr.) Pat. - Dyer's Mazegill. Document op
www.first-nature.com
Terug naar de soortenlijst