Fopelfenbankje (Lenzites betulina)
Van
boven gezien lijkt het fopelfenbankje bedrieglijk veel op het ruig
elfenbankje. Maar wanneer je de
paddenstoel
omkeert wordt het verschil onmiddellijk duidelijk. Waar
elfenbankjes aan de onderzijde fijne poriën hebben, heeft het
fopelfenbankje langgerekte gleuven (7) (zie de middelste
foto). Vanwege dit feit werd de paddenstoel vroeger "gewone
plaatjeshoutzwam" genoemd. Op de linkerfoto zijn twee vruchtlichamen in
verse toestand te
zien en op de rechterfoto dezelfde vruchtlichamen na enkele maanden,
toen ze met algen begroeid waren geraakt. De "plaatjes" aan de
onderkant zijn aanvankelijk lichtgeel, maar verkleuren later tot
okergeel of bruingrijs. De vruchtlichamen kunnen 2 tot 8 cm breed, 2
tot 5 cm diep en 1 tot 2 cm dik worden. Ze zijn aan de
bovenzijde viltig behaard. De paddenstoel groeit op dode stompen
en omgevallen stammen van loofbomen waarin hij witrot veroorzaakt. Hij
koloniseert stompen pas nadat die door andere elfenbankjes zijn
"voorverteerd", de paddenstoel parasiteert op het mycelium van
zijn voorgangers (2,6). Merkwaardig genoeg vertoont het fopelfenbankje
in het Verre Oosten ook mycorrhiza met Erythrorchis ochobiensis, een orchidee zonder bladgroen (9).
Naam
De genusnaam Lenzites
is mogelijk een eerbetoon aan de Duitse mycoloog, botanicus en zoöloog
Harald Othmar Lenz (1798-1870), die als leraar klassieke talen en
"kennis der natuur" werkzaam was. De soortnaam betulina
betekent "van de berk" en heeft betrekking op het feit dat de
paddenstoel dikwijls op berkenstammen groeit (4,10). Hij komt echter
ook voor op ander loofhout, vooral van beuk en eik (1), in zeldzame gevallen ook op hout van wilgen (8) en van naaldbomen (3). In een Zweeds onderzoek werd de paddenstoel voornamelijk aangetroffen op stammen van berk, ratelpopulier en eik (5). Agaricus betulinus, Agaricus flaccidus, Apus coriaceus, Daedalea betulina, Daedalea variegata, Lenzites flaccida en Lenzites variegata zijn synoniemen van Lenzites betulina (4).
Eetbaarheid/nut
Fopelfenbankjes zijn taai of kurkachtig van structuur en volstrekt oneetbaar.
Waar gevonden
Wij hebben fopelfenbankjes gevonden op dode stobben in de zuidwesthoek van het Smitpark.
Literatuur
1. Birken-Blättling. Document op de.wikipedia.org.
2.
Boddy L (2001) Fungal community ecology and wood decomposition
processes in Angiosperms: From standing tree to complete decay of
coarse woody debris. Ecological Bulletins 49:43-56.
3. Kuo M (2005) Lenzites betulina: The Gilled Polypore. Document op mushroomexpert.com.
4. Lenzites betulinus (L.) Fr. - Birch Mazegill. Document op first-nature.com
5.
Lindhe A, Åsenblad N, Toresson HG (2004) Cut logs and high stumps of
spruce, birch, aspen and oak - nine years of saproxylic fungi
succession. Biol Conservation 119:443-454.
6. Rayner ADM, Boddy L, Dowson CG (1987) Temporary parasitism of Coriolus spp. by Lenzites betulina: a strategy for domain capture in wood decay fungi. FEMS Microbiol Ecol 45:53-58.
7. Romkes W (2012) Gewone elfenbankje versus fopelfenbankje. Document op demooienatuur.blogspot.nl (fraaie foto's).
8. Trinkaus P, Reinhofer M (2005) Parasitische und saprophytische Pilze auf Weiden in Energieholzkulturen. Joannea Bot 4:19-33.
9. Umata H (1999) Germination and growth of Erythrorchis ochobiensis (Orchidaceae) accelerated by monokaryons and dikaryons of Lenzites betulinus and Trametes hirsuta. Mycoscience 40:367-371.
10. Watling R (1984) Macrofungi of birchwoods. Proc R Soc Edinburgh Sect B 85:129-140.
Terug naar de soortenlijst