Gele berkenrussula (Russula claroflava)
De
gele berkenrussula wordt evenals andere mycorrhiza-paddenstoelen
steeds zeldzamer -
waarschijnlijk vanwege verdroging van zijn natuurlijke groeiplaatsen
(3). In
Nederland staat hij altijd bij berken, in het buitenland
ook bij ratelpopulieren (1,2), en in zeldzame gevallen zelfs bij
essen, elzen, sparren (4,5) of dennen (9). In het Verre Oosten
schijnt het mycelium van de gele berkenrussula ook een
samenwerkingsverband aan te gaan met het bosvogeltje Cephalanthera longibracteata (8). Vanwege de dooiergele, felle kleur en de
flinke
afmetingen (4 tot 10 cm hoed-doorsnee) is Russula claroflava een
opvallende soort. De
bovenzijde van de hoed is altijd een beetje kleverig, waardoor
herfstbladeren, takjes of ander strooisel er aan blijven plakken. De
steel is helderwit, stevig en vrij dik (1 tot 2 cm). De plaatjes zijn
bleek okerkleurig. Bij beschadiging of veroudering verkleuren de
vruchtlichamen grijs of zwart (4,10).
Naam
De genusnaam Russula betekent "roodachtig" (7). Op de gele berkenrussula is dat niet van toepassing, maar op sommige andere Russula-soorten wel. De soortnaam claroflava is afgeleid van het Latijnse woord clarus dat "helder", en het woord flava dat "geel" betekent (4,7).
Eetbaarheid/nut
De
paddenstoel schijnt goed te smaken (4,6), maar vanwege het
feit dat hij in zijn voortbestaan wordt bedreigd mag men hem beslist niet voor consumptie verzamelen.
Waar gevonden
In
Zuidhorn hebben we gele berkenrussula's gevonden in de voortuinen van huizen aan de noordkant van de Cort.van der
Lindenstraat. Steeds bij oude berken.
Helaas zijn deze berken onlangs gerooid, waardoor deze groeiplaats is
verdwenen. Buiten Zuidhorn hebben we de paddenstoel meerdere malen
gezien in het natuurpark Tussen de Venen in Muntendam (Gr.) en in een
bosperceel aan de noordwestkant van de Jilt Dijksheide bij Trimunt
(Gr.).
Literatuur
1.
Cripps CL (2003) Native mycorrhizal fungi with aspen on
smelter-impacted sites in the Northern Rocky Mountains: Occurrence and
potential use in reclamation. American Society of Mining and
Reclamation, National Meeting, Billings MT.
2. Cripps CL, Miller OK
(1993) Ectomycorrhizal fungi associated with aspen on three sites in
the north-central Rocky Mountains. Can J Bot 71:1414-1420.
3. Gelber Graustieltäubling. Document op tintling.com.
4. Gelber Graustieltäubling. Document op de.wikipedia.org.
5. Mehus H (1986) Fruit body production of macrofungi in some North Norwegian forest types. Nord J Bot 6:679-702.
6. Russula claroflava. Document op en.wikipedia.org.
7. Russula claroflava - Yellow Swamp Brittlegill. Document op first-nature.com.
8. Sakamoto Y, Yokoyama J, Maki M (2015) Mycorrhizal diversity of the orchid Cephalanthera longibracteata in Japan. Mycoscience 56:183-189.
9.
Stankeviciene D, Kasparavicius J, Rudawska M, Iwanskf M (2008)
Studies of ectomycorrhizal fungi above- and below-ground in the 50-year-old Pinus sylvestris L. forest. Baltic Forestry 14:7-15.
10. Watling R (1972) Yorkshire mycology. Bull Br Myc Soc 6:20-23.
Terug naar de soortenlijst