Gele ringboleet (Suillus grevillei)
ZijaanzichtOnderaanzichtJong exemplaar
De gele ringboleet is een fraaie paddenstoel die als mycorrhiza-partner vrijwel alleen bij lariks-bomen voorkomt (13). In zeldzame gevallen schijnt hij ook bij Douglas-sparren en fijnsparren te kunnen groeien (5,7). Het mycelium van de paddenstoel draagt mineralen uit de bodem (o.a. fosfor) over aan de boom, terwijl de boom koolstofverbindingen (o.a. suikers) levert aan de schimmel (4). In jonge toestand is de hoed van een ringboleet halfbolvormig, later meer kussenvormig of vlak uitgespreid. Hij kan een doorsnee van 5 tot 15 cm krijgen. De hoedkleur loopt uiteen van goudgeel via oranjegeel en oranjebruin tot roestbruin. De hoedhuid is meestal glad of slechts licht gerimpeld, bij nat weer bijzonder slijmerig en bij droog weer kleverig. De poriënlaag aan de onderzijde van de hoed is aanvankelijk geel, later meer bruinachtig en bij jonge exemplaren met een velum partiale bedekt, een dun vlies dat zich uitstrekt van de hoedrand tot de steel. De poriën zijn nogal klein en staan dicht opeen (2 tot 3 per mm). De steel van de paddenstoel heeft een ring en is 4 tot 10 cm lang en 0.5 tot 2 cm dik. Boven de ring heeft hij dezelfde kleur als de poriënlaag, maar onder de ring is hij donkeroranje of bruinachtig. Het vlees van de vruchtlichamen is lichtgeel tot geel en dikwijls roze, paars of bruin aangelopen. Sommige exemplaren kunnen een beetje grijs worden wanneer ze zijn doorgesneden (5,11). De soort heeft een bijzonder groot verspreidingsgebied. Hij komt voor in Europa, het noorden van Azië, Korea en Japan, Taiwan, Noord Amerika, Australië en Nieuw Zeeland (5,9). Uit moleculair-biologisch onderzoek is gebleken dat de paddenstoel zich over korte afstanden vooral verspreidt via zijn sporen. Het oppervlak dat een individueel mycelium beslaat is vrij klein, en heeft een doorsnee van minder dan 10 meter (14-16). Verder bleek dat het mycelium van de paddenstoel zich in opeenvolgende jaren verplaatst, zodat de vruchtlichamen in opeenvolgende jaren niet op dezelfde plaats verschijnen (17).

Naam
De genusnaam Suillus is afgeleid van het Latijnse woord sus dat "zwijn" betekent. Het was ooit de aanduiding van een eetbare maar minderwaardige (niet smakelijke) paddenstoel. De soortnaam grevillei is een eerbetoon aan Dr Robert Kaye Greville (1794 – 1866), een Brits mycoloog, bryoloog en botanicus die bijzonder veel talent bezat voor het nauwkeurig natekenen van planten. Boletus elegans, Boletus grevillei, Boletus annularius, Ixocomus flavus, Ixocomus elegans, en Suillus elegans zijn synoniemen van Suillus grevillei (10,12).

Eetbaarheid/nut
Gele ringboleten zijn eetbaar. Men raadt wel aan om de hoedhuid te verwijderen alvorens de vruchtlichamen te bereiden, om ingewandsstoornissen te voorkomen (5,9,11,12). Volgens ons is de paddenstoel echter te zeldzaam en te mooi om hem voor consumptie te verzamelen. Bovendien hebben gele ringboleten nauwelijks smaak (9,10,12). De paddenstoel is in staat om de elementen rubidium en kalium op te hopen, en wie dikwijls ringboleten eet kan een ongezonde hoeveelheid cadmium binnenkrijgen (1,3). Vruchtlichamen van vervuilde bodems kunnen ook aanzienlijke hoeveelheden kwik en lood bevatten (2,3). De samenstelling en structuur van de gele pigmenten in de paddenstoel is onderzocht (8). Gele ringboleten bevatten plantenstoffen die vanuit medisch oogpunt interessant zijn, zoals remmers van lipid peroxidatie (6).

Waar gevonden
We hebben gele ringboleten gevonden in het bos van de Coendersborg bij Nuis, in bos bij de Duurswouderheide in Friesland, en in het Bankenbosch bij het Fochteloërveen. In alle gevallen onder lariksen. In Zuidhorn hebben we de paddenstoel nog nooit aangetroffen, maar er staan in ons dorp voor zover wij weten ook nauwelijks lariksen.

Literatuur
1. Chudzynski K, Falandysz J (2008) Multivariate analysis of elements content of Larch Bolete (Suillus grevillei) mushroom. Chemosphere 73:1230-1239.
2. Chudzynski K, Bielawski L, Falandysz J (2009) Mercury bio-concentration potential of Larch Bolete, Suillus grevillei, mushroom. Bull Environ Contam Toxicol 83:275-279.
3. Chudzynski K, Jarzynska G, Falandysz J (2013) Cadmium, lead and some other trace elements in Larch Bolete mushrooms (Suillus grevillei) (Klotzsch) Sing., collected from the same site over two years. Food Additives & Contaminants Part B 6:249-253.
4. Finlay RD (1989) Functional aspects of phosphorus uptake and carbon translocation in incompatible ectomycorrhizal associations between Pinus sylvestris and Suillus grevillei and Boletinus cavipes. New Phytol 112:185-192.
5. Gold-Röhrling. Webdocument op de.wikipedia.org.
6. Hayashi T, Kanetoshi A, Ikura M, Shirahama H (1989) Bolegrevilol, a new lipid peroxidation inhibitor from the edible mushroom Suillus grevillei. Chem Pharm Bull 37:1424-1425.
7. Kottke I, Oberwinkler F (1988) Comparative studies on the mycorrhization of Larix decidua and Picea abies by Suillus grevillei. Trees 2:115-128.
8. Steglich W, Besl H, Prox A (1972) Zur Struktur der Grevilline, neuartiger Pigmente aus dem Goldröhrling, Suillus grevillei (Boletaceae). Tetrahedron Lett. 48:4895-4898.
9. Suillus grevillei. Webdocument op en.wikipedia.org.
10. Suillus grevillei (Klotz) Sing. Webdocument op guiahongosnavarra1garciabona.blogspot.nl.
11. Suillus grevillei (Klotzsch) Singer. Webdocument op www.fungipedia.org.
12. Suillus grevillei (Klotzsch) Singer - Larch bolete. Webdocument op www.first-nature.com.
13. Suillus grevillei (L.) Roussel. Webdocument op boletales.com.
14. Zhou Z, Miwa M, Hogetsu T (1999) Analysis of genetic structure of a Suillus grevillei population in a Larix kaempferi stand by polymorphism of inter-simple sequence repeat (ISSR). New Phytol 144:55-63.
15. Zhou Z, Miwa M, Hogetsu T (2000) Genet distribution of ectomycorrhizal fungus Suillus grevillei populations in two Larix kaempferi stands over two years. J Plant Res 113:365-374.
16. Zhou Z, Miwa M, Hogetsu T (2001) Polymorphism of simple sequence repeats reveals gene flow within and between ectomycorrhizal Suillus grevillei populations. New Phytol 149:339-348.
17. Zhou Z, Miwa M, Matsuda Y, Hogetsu T (2001) Spatial distribution of the subterranean mycelia and ectomycorrhizae of Suillus grevillei genets. J Plant Res 114:179-185.

Terug naar de soortenlijst