Gele zwameter s.l. (Hypomyces chrysospermus)
De
goudgele zwameter behoort tot de Ascomyceten (zakjeszwammen). Het is
een parasitaire schimmelsoort die vooral boleten (Boletus, Xerocomus
en Leccinum-soorten)
en krulzomen (Paxillus
involutus)
aantast.
In zeldzame gevallen schijnt de parasiet ook op inkttruffels,
sterspoortruffels, vezeltruffels en wortelende aardappelbovisten te
kunnen voorkomen (7). Er bestaan Hypomyces-soorten
die
specifiek aan één bepaalde boletensoort gebonden zijn, maar bij de
goudgele zwameter is dit niet het geval (3). Een aangetaste
paddenstoel krijgt eerst een witachtige
uitslag van schimmeldraden van de parasiet en wordt vervolgens knalgeel
van kleur. De witte en gele uitslag worden veroorzaakt door de anamorfe
(ongeslachtelijke) vorm van de schimmel die witte conidiën
(ongeslachtelijke sporen) of gele chlamydosporen (ongeslachtelijke sporen met een dikke wand) vormt (11).
Uiteindelijk kan de schimmel overgaan in de geslachtelijke vorm
(teleomorf) die roodbruin (of plaatselijk gebroken wit) van kleur is,
en normale sporen vormt in peritheciën. De teleomorf is
echter zeldzamer dan de anamorf. De goudgele zwameter komt
niet
alleen
voor in Europa, maar ook in Noord Amerika, Rusland, China en Australië
(5,8,13,16).
Naam
De anamorfe vorm van de
schimmel wordt ook
wel Sepedonium
chrysospermum genoemd. Apiocrea chrysosperma is een synoniem van Hypomyces chrysospermus (11). In Nederland en Duitsland komt een
andere zwametersoort voor, de kleinsporige zwameter (Hypomyces microspermus) die
als twee druppels water op de goudgele zwameter lijkt en daarvan alleen
op grond van microscopische kenmerken kan worden onderscheiden
(4,14). Hypomyces
microspermus is echter bijzonder zeldzaam,
terwijl Hypomyces chrysospermus dikwijls wordt gezien. Hypomyces microspermus schijnt
in tegenstelling tot H.chrysospermus
strikt aan fluweelboleten (Xerocomus-soorten)
gebonden te zijn (15). In Frankrijk kunnen zelfs nog
twee andere "dubbelgangers" van de goudgele zwameter worden gevonden (18). De
verwantschappen tussen verschillende zwametersoorten zijn onderzocht
met behulp van moleculair-biologische technieken (12).
Eetbaarheid/nut
Boleten die door een zwameter
aangetast zijn moet men beslist niet eten want de parasiet is giftig.
De structuur van chrysodine,
een rode kleurstof uit de schimmel die de groei van andere schimmels
remt (6), is vastgesteld (1). De stof die voor de intens gele kleur
verantwoordelijk is wordt
sepedonine
genoemd. De structuur en de biosynthese daarvan zijn eveneens
opgehelderd (2,19). Naast interessante kleurstoffen bevat de goudgele
zwameter bijzondere peptiden met bacteriegroei remmende (10) en
anti-tumor (9) eigenschappen. Het mycelium van de schimmel
bevat ook
peptiden die rode bloedcellen kunnen beschadigen (17). Sporen van Hypomyces chrysospermus
worden in de traditionele Chinese geneeskunst gebruikt als
bloedstelpend middel (8).
Waar gevonden
Wij
hebben door zwameters aangetaste boleten aangetroffen in een donker bosgedeelte van het Smitpark (zuidwest punt
van het park, dichtbij de Hanckemalaan). Tijdens een regenachtige
periode in de zomer.
Literatuur
1. Closse A, Hauser D (1973)
Isolierung und Konstitutionsermittlung von Chrysodin. Helv Chim Acta
56:2694-2698.
2. Divekar PV,
Raistrick H, Dobson TA, Vining LC (1965) Sepedonin, a
tropolone metabolite of Sepedonium
chrysospermum Fries. Can J Chem 43:1835-1848.
3. Douhan GW, Rizzo DM
(2003) Host-parasite relationships among bolete infecting Hypomyces species.
Mycol Res 107:1342-1349.
4. Goldschimmel.
Webdocument op www.pilzzeit.de.
5. Goudgele zwameter.
Webdocument op nl.wikipedia.org.
6.
Haraguchi H, Taniguchi M, Motoba K, Shibata K, Oi S, Hashimoto K (1990)
Chrysodin, an antifungal antimetabolite. Agric Biol Chem 54:2167-2168.
7. Hawker LE (1955)
Hypogeous Fungi IV and V. Trans Brit mycol Soc 38:73-77.
8. Hypomyces chrysospermus.
Webdocument op en.wikipedia.org.
9.
Mitova MI, Stuart BG, Cao GH, Blunt JW, Cole ALJ, Munro MHG (2006)
Chrysosporide, a cyclic pentapeptide from a New Zealand sample of the
fungus Sepedonium
chrysospermum. J Nat Prod 69:1481-1484.
10.
Mitova MI, Murphy AC, Lang G, Blunt JW, Cole ALJ, Ellis G, Munro MHG
(2008) Evolving trends in the dereplication of natural product extracts
2. The isolation of chrysalbol, an antibiotic peptalbol from a New
Zealand sample of the mycoparasitic fungus Sepedonium chrysospermum.
J Nat Prod 71:1600-1603.
11. Petch T (1938) British Hypocreales. Trans Br Mycol Soc 21:243-301.
12. Poldmaa K (2000)
Generic delimitation of the fungicolous Hypocreaceae. Stud
Mycol 45:83-94.
13. Robinson R (2011) Hypomyces chrysospermus.
Fungus Factsheet 57, Department of Environment and Conservation,
Western Australia.
14. Rogerson CT,
Samuels GJ (1989) Boleticolous species of Hypomyces.
Mycologia 81:413-432.
15. Roobeek K (2012)
Zwameternieuws. Coolia 55:65-67.
16. Rudakov OL (1978)
Physiological groups in mycophilic Fungi. Mycologia 70:150-159.
17. Sanguineti E,
Cosulich ME, Salis A, Damonte G, Mariotti MG, Zotti M (2012) A
hemolytic peptide from the mycophilic fungus Sepedonium chrysospermum
(Bull.) Fr. Appl Microbiol Biotechnol 94:987-994.
18. Tanchaud P (2015) Hypomyces chrysospermus
Tulasne. Webdocument op www.mycocharentes.fr.
19. Wright JLC, McInnes
AG, Smith DG, Vining LC (1970) Structure of sepedonin, a tropolone
metabolite of Sepedonium
chrysospermum Fries. Can J Chem 48:2702.
Terug naar de
soortenlijst