Gerimpelde korstzwam (Stereum rugosum)?
De
gerimpelde korstzwam is een algemeen voorkomende paddenstoel (5) die
meerjarige vruchtlichamen vormt op hout. De vruchtlichamen zitten
grotendeels vast aan het substraat, zijn korstvormig en kunnen
een
groot oppervlak beslaan. De sporen worden op de
rimpelige buitenkant van de korst gevormd, die een
witachtige, bleekgele of oranjebruine aanblik biedt. Bij
vochtig
weer is de paddenstoel grijs tot roestbruin van kleur. Beschadiging van
het vruchtlichaam veroorzaakt dan een opvallend rode verkleuring: het
hoedweefsel begint te "bloeden" (4,13,16; zie de foto rechtsboven).
Omdat de vruchtlichamen meer dan tien jaar oud kunnen worden en er zich
elk jaar op het oude weefsel een nieuwe sporenvormende laag vormt,
kunnen de korsten uiteindelijk een dikte van 4 mm krijgen.
Bovendien groeit de paddenstoel elk jaar zijwaarts uit, waarbij een groeirand met lichtere kleur ontstaat. Het
vlees van een gerimpelde korstzwam is taai en voelt leerachtig of
houtig aan. Het oppervlak van de
paddenstoel is
aanvankelijk enigszins viltig maar dit spaarzame vilt
verdwijnt
bij veroudering (13). Gerimpelde korstzwammen kunnen op dood hout van
allerlei loofbomen groeien - vooral hazelaar, maar ook beuk, eik en els
(7,10,13). Het kan daarbij gaan om takken van enkele centimeters tot
stammen van bijna 50 cm dik (10). De paddenstoel wordt
beschouwd
als een veroorzaker van witrot in dood hout (1,2,15) , vooral
gevallen stammen (8), maar hij kan ook kankerachtige gezwellen op
levende eikenbomen doen ontstaan (3,6) en dode takken afbreken die nog
aan de boom vastzitten (5). In Duitsland is de soort ooit
aangetroffen op de gevelbetimmering van een huis (14). In een Engels
onderzoek waarbij moleculair-biologische technieken werden gebruikt
bleek het DNA van de gerimpelde korstzwam (en andere
houtzwammen)
latent aanwezig te zijn in het floëem van vele boomsoorten, te weten
appel,
es, beuk, berk, kers, vlier, hazelaar, laurierkers, Spaanse aak,
zomereik en schietwilg (11). Het artikel over dit onderzoek had de
pakkende titel: "Is de kiem van vernietiging in elke
boom aanwezig?" (11). De paddenstoel komt over een groot deel
van
de wereld voor, onder andere in Europa en Noord Amerika (4).
Ascomyceten die al in dood hout aanwezig zijn kunnen de groei en
ontwikkeling van het mycelium van de gerimpelde korstzwam remmen (1,2).
Naam
De genusnaam Stereum is van een
Grieks woord afgeleid en betekent "hard". De Latijnse soortnaam rugosum betekent
"gerimpeld". Uit kruisingsproeven is gebleken dat de gele korstzwam (Stereum hirsutum),
de eikenbloedzwam (Stereum
gausapatum), de dennenbloedzwam (Stereum sanguinolentum)
en de twijgkorstzwam (Stereum
rameale) afzonderlijke soorten zijn,
die van de gerimpelde korstzwam moeten worden onderscheiden
(12). Thelephora rugosa, Thelephora
coryli, Thelephora laurocerasi, Haematostereum rugosum
en Stereum stratosum
zijn synoniemen van Stereum
rugosum (15,16).
Eetbaarheid/nut
Vruchtlichamen
van de gerimpelde korstzwam zijn vanwege hun taaiheid en smakeloosheid
volstrekt oneetbaar voor mensen (15) maar fungeren wel als voedselbron
voor verschillende soorten kevers (9).
Waar gevonden
We hebben meerdere vruchtlichamen van de gerimpelde korstzwam gevonden
in
de zuidwestpunt van het Smitpark, op dood hout. Eerlijk gezegd zijn we
er niet zeker van of op bovenstaande foto's de eikenbloedzwam of de
gerimpelde korstzwam is te zien. Daarom hebben we achter de titel van
deze pagina maar een vraagteken geplaatst.
Literatuur
1. Antheunisse J (1980) The
breakdown of coconut fibers by Trametes
versicolor and Stereum
rugosum. J Gen Appl Microbiol 26:167-170.
2. Antheunisse J,
Burema J (1983) Biological and chemical inhibition of ligno-cellulose
decay by white rot Basidiomycetes.
J Gen Appl Microbiol 29:257-269.
3. Banerjee S
(1956) An oak (Quercus
robur L.) canker caused by Stereum rugosum
(Pers.) Fr. Trans Br mycol Soc 39:267-277.
4. Burt EA (1920) The Thelephoraceae of
North America XII. Stereum.
Ann Missouri Bot Garden 7:81-249.
5.
Butin H, Kowalski T (1983) Die natürliche Astreinigung und ihre
biologischen Voraussetzungen II. Die Pilzflora der Stieleiche (Quercus robur L.).
Eur J For Path 13:428-439.
6. Escherich KL (1939)
Der Eichenkropf und seine Ursachen. Forstwissensch Centralbl 61:75-81.
7. Gerimpelde
korstzwam. Document op nl.wikipedia.org.
8. Grainger J (1946)
Ecology of the larger Fungi. Trans Br mycol Soc 29:52-63.
9. Jonsell M,
Nordlander G (2004) Host selection patterns in insects breeding in
bracket fungi. Ecol Entomol 29:697-705.
10.
Kunttu P, Kotiranta H, Kulju M, Pasanen H, Kouki J (2016) Occurrence
patterns, diversity and ecology of aphyllophoroid fungi on the black
alder (Alnus glutinosa)
in an archipelago in the Baltic Sea. Ann Bot Fennici 53:173-189.
11.
Parfitt D, Hunt J, Dockrell D, Rogers HJ, Boddy L (2010) Do all trees
carry the seeds of their own destruction? PCR reveals numerous wood
decay fungi latently present in sapwood of a wide range of angiosperm
trees. Fungal Ecol 3:338-346.
12. Rayner ADM, Turton
MN (1982) Mycelial interactions and population structure in the genus Stereum: S.rugosum,
S.sanguinolentum and
S.rameale. Trans Br mycol Soc 78:483-493.
13. Rötender
Runzel-Schichtpilz. Document op de.wikipedia.org.
14.
Schmidt O (2007) Indoor wood-decay basidiomycetes: damage, causal
fungi, physiology, identification and characterization, prevention and
control. Mycol Progr 6:261-279.
15. Stereum rugosum
(Pers.) Fr. - Bleeding Broadleaf Crust. Document op first-nature.com.
16. Welden AL (1971) An
essay on Stereum.
Mycologia 63:790-799.
Terug naar de
soortenlijst