De gewone berkenboleet is als ectomycorrhiza-partner gebonden aan berken (1,4,6-8,11), meestal oude bomen langs paden en wegranden. In jonge toestand is de hoed halfbolvormig, later spreidt hij zich uit. De kleur varieert van grijs via bruin tot roodbruin, en kan bleek of juist vrij donker aandoen. Bij vochtig weer is het hoedoppervlak slijmerig en neemt het vlees als een spons water op. De poriën zijn aanvankelijk vuilwit om later tot donkergrijs of bruin te verkleuren. De sporenvormende buisjeslaag is met een uitbochting aan de steel gehecht. De steel is bedekt met schubjes die deels wit, deels donkergrijs tot zwart zijn. Dit veroorzaakt een karakteristiek vlekkerig patroon. (1,11).
Naam
De soortnaam scabrum is afgeleid van het Latijnse woord scabrosus, dat "ruw" betekent. Vermoedelijk heeft dit betrekking op de ruwe aanblik van de steel (11). Boletus scaber is een synoniem van Leccinum scabrum. Boleet is een oude naam voor een gaatjeszwam, d.w.z. een paddenstoel waarvan het sporenvormende hymenium zich niet op lamellen maar in buisjes bevindt die via poriën in verbinding staan met de buitenwereld. De naam Leccinum is afgeleid van een oud Italiaans woord voor paddenstoel (11). Er zijn veel nauw verwante soorten die op de gewone berkenboleet lijken, zoals de bruingrijze berkenboleet (Leccinum cyanobasileucum var. brunneogriseolum), de groenwitte berkenboleet (Leccinum cyanobasileucum var. cyanobasileucum), de zwarte berkenboleet (Leccinum melaneum), de bonte berkenboleet (Leccinum variicolor) en de kleine berkenboleet (Leccinum schistophilum) (10).
Eetbaarheid
Met name in jonge toestand is de gewone berkenboleet eetbaar. Volgens sommigen is de paddenstoel heel smakelijk, volgens anderen niet erg bijzonder. Men zegt dat hij vooral geschikt is om te worden ingemaakt, met zout of azijn (9). Een nadeel van berkenboleten is dat ze bij koken zwart verkleuren en er daarom niet appetijtelijk uitzien (7). Ook is van deze paddenstoelsoort bekend dat hij zware metalen en radionucliden tot relatief hoge concentraties kan ophopen (5). Oude exemplaren van de paddenstoel zijn een voedselbron voor de larven van paddenstoelmuggen (Mycetophilidae). De larven dringen de steel binnen vanuit de bodem, en hebben bacteriën bij zich die ervoor zorgen dat de vruchtlichamen snel tot ontbinding overgaan (8,14). Vruchtlichamen van de gewone berkenboleet worden graag gegeten door eekhoorns (2) en naaktslakken (3); in subarctische gebieden ook door rendieren (13). Naaktslakken worden vooral door de geur van de paddenstoel aangetrokken (3). Aan gevriesdroogd materiaal van de berkenboleet worden tumorgroei-remmende eigenschappen toegeschreven (12).
Waar gevonden
Wij hebben de gewone berkenboleet in groot aantal aangetroffen in natuurpark De Oeverlanden bij de Fanerweg, en in de voortuinen van enkele huizen langs de Cort.van der Lindenstraat. In alle gevallen bij berken, en op schrale grond.
Literatuur