Gewoon elfenschermpje (Mycena pura)
Elfenschermpjes bovenaanzichtElfenschermpje zijaanzichtElfenschermpje onderkant
Het gewoon elfenschermpje groeit in loof- en naaldbossen (of de bermen van lanen) op de grond, tussen afgevallen blad (4). In Engeland duikt het ook wel eens op in grasland, bijvoorbeeld in de duinen (13). De bovenzijde van de hoed is violet, lila of roze, maar kan via bruin en geelachtig tot wit verbleken (10). Meestal ziet hij eruit zoals op de bovenstaande foto's: roze met een bleke rand. Dan is de paddenstoel gemakkelijk op naam te brengen, maar in uitgedroogde of verbleekte toestand is dat dikwijls moeilijk. Het oppervlak van de hoed is glad en in vochtige toestand glanzend. Bij droog weer wordt de hoed tweekleurig en matter van tint. De hoedrand is dikwijls  gegroefd. Deze groeven kunnen tot de helft van de hoedstraal doorlopen. De lamellen zijn witachtig of bleker van kleur dan de hoed. Ze staan vrij van de steel of zijn uitgebocht aangehecht. De steel is glad en hol en heeft dezelfde kleur als de hoed, maar is meestal bleker (12,14). Aan de steelbasis zijn dikwijls fijne witte vezels te zien (zie middelste foto). De paddenstoel kan een doorsnee van 2 tot 5 cm krijgen, en verschijnt volgens Duitse auteurs vooral tegen het eind van het jaar (14). Het mycelium van het gewoon elfenschermpje leeft van de afbraak van dood organisch materiaal.

Naam
De genusnaam Mycena is vermoedelijk afgeleid van het Griekse woord mukès, dat "paddenstoel" betekent. De soortnaam pura is afgeleid van het Latijnse purum en betekent "zuiver" of "rein" (13). De paddenstoel heeft een opvallende geur , van radijs of rammenas. In Duitsland wordt hij daarom Rettich-Helmling genoemd (14). Agaricus purus, Gymnopus purus en Agaricus pseudopurus zijn synoniemen van Mycena pura (13). Mycena pura wordt door sommige mycologen beschouwd als een complex van meerdere soorten (6,9). Elfenschermpjes kunnen met een aantal verwante soorten worden verwisseld, zoals het heksenschermpje (Mycena rosea), het donker elfenschermpje (Mycena diosma) en de purpersnedemycena (Mycena pelianthina) (11).

Eetbaarheid/nut
Elfenschermpjes zijn giftig, onder andere vanwege de aanwezigheid van muscarine. Ze zijn echter minder giftig dan  vezelkoppen, trechterzwammen of amanieten omdat de concentraties van muscarine in de vruchtlichamen geringer zijn, en vooral de inactieve enantiomeer van muscarine aanwezig is (15). De paddenstoel kan het element borium tot zeer hoge concentraties ophopen (16). Hij bevat aminozuren met een ongewone chemische structuur (7,8), een bijzonder sesquiterpeen dat celdifferentiatie bevordert (3) en een specifiek lectine, een eiwit dat bloed kan doen klonteren en de groei van bacteriën remt (1,2).

Waar gevonden

We hebben elfenschermpjes gevonden in de bemoste westberm van de Gast, tussen het notariskantoor en de afslag van de Frankrijkerlaan. Onder eiken, maar in de tuinen langs de Gast staan ook beuken. We ontdekten de paddenstoeltjes inderdaad aan het eind van het jaar, in december.

Literatuur

1. Antonyuk VO, Yastchenko AM, Antonyuk RV, Ambarova NO (2009) Carbohydrate specificity of lectin, purified from the fruiting bodies of Mycena pura (Fr.) Kumm. and its use in histochemical investigation. Biopolymers and Cell 25:466-475.
2. Antonyuk VO, Nemchenko OO, Tymchuk IV, Danileuchenko VV, Stoika RS (2010) Studies of hemolytical and antimicrobial action of Amanita virosa Secr. and Mycena pura (Fr.) Kumm. poisonous mushrooms lectins. Biopolymers and Cell 26:29-35.
3. Becker U, Erkel G, Anke T, Sterner O (1997) Puraquinonic acid, a novel inducer of differentiation of human HL-60 promyelocytic leukemia cells from Mycena pura (Pers. ex Fr.). Natural Product Letters 9:229-236.
4. Emmett E (1993) British Mycena species - 4. Basidiomata on peat, leaves, herbaceous stems, roots or on lawns/grassland and not including in preceding keys. Mycologist 7:4-11.
5. Gemeiner Rettich-Helmling. Document op de.wikipedia.org.
6. Harder CB, Læssøe T, Frøslev TG, Ekelund F, Rosendahl S, Kjøller R (2013) A three-gene phylogeny of the Mycena pura complex reveals 11 phylogenetic species and shows ITS to be unreliable for species identification. Fungal Biology 117:764-775.
7. Hatanaka SI, Katayama H (1975) L-gamma-propylideneglutamic acid and related compounds from Mycena pura. Phytochemistry 14:1434-1436.
8. Hatanaka SI, Takishima K (1977) Alpha-methylene-gamma-aminobutyric acid from Mycena pura. Phytochemistry 16:1820-1821.
9. Krieglsteiner GJ, Schwöbel H (1982) Mycena diosma spec. nov. und der Mycena pura-Formenkreis in Mitteleuropa. Z Mykol 48:25-34.
10. Murrill WA (1915) Illustrations of Fungi XX. Mycologia 7:115-120.
11. Mycena pura. Document op fichasmicologicas.com.
12. Mycena pura (Pers.) P.Kumm. Document op fungipedia.org.
13. Mycena pura (Pers.) P.Kumm. - Lilac Bonnet. Document op first-nature.com.
14. Rettich-Helmling Mycena pura. Document op tintling.com.
15. Stadelmann RJ, Müller E, Eugster CH (1976) Über die Verbreitung der stereomeren Muscarine innerhalb der Ordnung der Agaricales. Helvetica Chimica Acta 59:2432-2436.
16. Vetter Y (1995) Bor-Gehalt in häufigen eßbaren Wildpilzarten Ungarns. Zeitschrift für Lebensmittel-Untersuchung und -Forschung 201:524-527.

Terug naar de soortenlijst