Gewoon schildmos (Parmelia sulcata)
Gewoon
schildmos groeit meestal op de stam van loofbomen en op oppervlakken
van hout, soms ook van steen (beschaduwde dakpannen), en in een enkel
geval op de grond. Het thallus is grijsblauw van kleur en heeft lobben
die er enigszins “hoekig” uitzien. Aan de rand is er vaak een netwerk
van witachtige lijntjes zichtbaar. Dat zijn pseudociphellen, openingen voor de gaswisseling (6). De onderkant is donker van kleur en tot dicht bij de rand voorzien van rhizinen
(6). Gewoon schildmos is vrij goed bestand tegen luchtvervuiling (6),
maar de algenlaag blijft ten gevolge van vervuiling wel dunner dan
normaal en veel thalli zien er dan kwijnend uit (3). Uitdroging
veroorzaakt schade aan wanden van alg– en schimmelcellen, maar die kan
worden hersteld wanneer het korstmos weer water krijgt (4). Tijdens
uitdroging worden er onbekende pigmenten gevormd die het thallus tegen
fel zonlicht beschermen (8). Gewoon schildmos bevat plantenstoffen die
kankercellen kunnen doden en hun groei kunnen remmen (1,2). De thalli
groeien het hardst in december en het minst hard in april, ook het
aantal algen per oppervlakte-eenheid varieert met het seizoen (7). De
alg en de schimmel in gewoon schildmos zijn vermoedelijk niet helemaal
gelijkwaardige partners, aangezien de schimmel sommige algcellen lijkt
aan te vallen, binnen te dringen en te verteren (9).
Naam
Parmelia is wellicht afgeleid van het Latijnse woord parma, dat “schildje” betekent. Volgens anderen echter van de Griekse woorden parme en eileoo. Parmelia zou dan “omsloten schaal” betekenen en wijzen op de vorm van de apotheciën (6). Sulcata betekent “gegroefd” of “geploegd” (een sulcus is een “voor” of een “groef”). Parmelia sulcata is vermoedelijk niet één soort maar een complex van minstens twee soorten, die geografisch van elkaar zijn gescheiden (5).
Waar gevonden
Wij
hebben gewoon schildmos op zeer veel plaatsen gevonden: o.a. in
Uitwierde, Oldekerk, Niekerk, Heineburen (Bolmeer), Grootegast en
Zuidhorn.
Literatuur
1. Ari F, Aztopal N, Oran S, Bozdemir S, Celikler S, Ozturk S, Ulukaya E (2014) Parmelia sulcata Taylor and Usnea filipendula Stirt induce apoptosis-like cell death and DNA damage in cancer cells. Cell Prolif 47:457-464.
2. Ari F, Ulukaya E, Oran S, Celikler S, Ozturk S, Ozel MZ (2015) Promising anticancer activity of a lichen, Parmelia sulcata Taylor, against breast cancer cell lines and genotoxic effect on human lymphocytes. Cytotechnology 67:531-543.
3. Bennett JP (2002) Algal layer ratios as indicators of air pollutant effects in Parmelia sulcata. Bryologist 105:104-110.
4. Brown DH, Rapsch S, Beckett A, Ascaso C (1987) The effect of desiccation on cell shape in the lichen Parmelia sulcata Taylor. New Phytol 105:295-299.
5. Molina MC, Divakar PK, Millanes AM, Sánchez E, Del-Prado R, Hawksworth DL, Crespo A (2011) Parmelia sulcata (Ascomycota: Parmeliaceae), a sympatric monophyletic species complex. Lichenologist 43:585-601.
6. Parmelia sulcata. Documenten op de.wikipedia.org, nl.wikipedia.org en en.wikipedia.org.
7. Tretiach M, Bertuzzi S, Carniel FC, Virgilio D (2013) Seasonal acclimation in the epiphytic lichen Parmelia sulcata is influenced by change in photobiont population density. Oecologia 173:649-663.
8. Veerman J, Vasil’ev S, Paton GD, Ramanauskas J, Bruce D (2007) Photoprotection in the lichen Parmelia sulcata: The origins of desiccation-induced fluorescence quenching. Plant Physiol 145:997-1005.
9. Webber MM, Webber PJ (1970) Ultrastructure of lichen haustoria: symbiosis in Parmelia sulcata. Can J Bot 48:1521-1524.
Terug naar de soortenlijst