Grauwgroene hertenzwam (Pluteus salicinus)



De
grauwgroene hertenzwam is een
paddenstoel die groeit op rottend hout. De hoed heeft een
karakteristieke
grijze tot grijsgroene kleur met zwarte schubjes in het midden. De
paddenstoeltjes blijven doorgaans tamelijk klein (diameter van de hoed
slechts enkele cm). Gewone hertenzwammen (Pluteus cervinus)
kunnen veel groter worden (diameter 10 tot 15 cm)
(2,8). De steel van een grauwgroene hertenzwam kan - in tegenstelling
tot die van de
gewone hertenzwam - een blauwgroene, olijfgroene of blauwgrijze aanblik
bieden (2,3,9). De plaatjes aan de onderzijde zijn in jonge toestand
wit of
gebroken wit, maar worden later roze en uiteindelijk bruinachtig
(1,5). Ze staan dicht op elkaar en vrij van de steel. De snede van de
plaatjes
is fijn gewimperd (voorzien van heel kleine witte haartjes) (1).
Naam
De Latijnse genusnaam Pluteus betekent "schild",
"schutdak", "afdak" of "luifel", de soortnaam salicinus "van de wilg". De
paddenstoel kan op wilgenhout groeien maar is beslist niet aan deze houtsoort
gebonden (11). Ook elzenhout is een geliefd substraat (1,6). De opmerking
"uitsluitend op wilgen" (5) is beslist onjuist.
Eetbaarheid/nut
De grauwgroene hertenzwam is giftig,
hoewel sommigen beweren dat hij in gekookte toestand kan worden gegeten (12). De
paddenstoel bevat de hallucinogene stof psilocybine in vrij grote hoeveelheden (4,7,9,10). Vandaar de volksnamen "Grauer Drachenpilz"
(in Duitsland) en "Knackers Crumpet" (in het noorden van Engeland)
(1,12). Agaricus salicinus is een
synoniem van Pluteus salicinus.
Waar
gevonden
Vruchtlichamen van de grauwgroene
hertenzwam verschenen tijdens enkele opeenvolgende jaren op een
grazige open plek langs een wandelpad in het zuidelijk deel van het Smitpark, op een liggende wilgen- of populierenstam.
De stam was al te ver vergaan om de boomsoort nog te kunnen vaststellen. Ook hebben we de paddenstoel gevonden in een houtsingel ten westen van de sportvelden, op dode boomstammen.
Literatuur
1. Grauer Dachpilz Pluteus salicinus. Webdocument op www.tintling.com.
2. Iliffe R (2010) Getting to grips with Pluteus. Field Mycology 11:78-92.
3. Kuo M (2004) The genus Pluteus. Webdocument op www.mushroomexpert.com.
4.
Ohenoja E, Jokiranta J, Makinen T, Kaikkonen A, Airaksinen MM (1987)
The occurrence of psilocybin and psilocin in Finnish fungi. Journal of
Natural Products 50:741-744.
5. Plutée du saule. Webdocument op mycorance.free.fr/valchamp.
6. Pluteus salicinus (Pers.) P.Kumm - Willow Shield. Webdocument op www.first-nature.com.
7. Saupe SG (1981) Occurrence of psilocybin/psilocin in Pluteus salicinus (Pluteaceae). Mycologia 73:781-784.
8. Singer, R. (1956) Contributions towards a monograph of the genus Pluteus. Trans Br Mycol Soc 39:145-232.
9.
Stijve T, Kuyper TW (1985) Occurrence of psilocybin in various higher
fungi from several European countries. Planta Medica 385-387.
10.
Tyls F, Pálenicek T, Horácek J (2013) Psilocybin - Summary of knowledge
and new perspectives. Eur Neuropsychopharmacol 24:342-356.
11. Watling R (1992) Macrofungi associated with British willows. Proc R Soc Edinburgh Sect B 98:135-147.
12. Werner PG a.o. Pluteus salicinus. Webdocument op en.wikipedia.org.
Terug naar de soortenlijst