De grijsgroene melkzwam is een algemeen voorkomende
ectomycorrhiza-partner van de beuk (Fagus
sylvatica). Slechts in uitzonderlijke gevallen gaat de paddenstoel een
verbintenis aan met haagbeuken of eiken (1,4-7). Het is een middelgrote
melkzwam (diameter van de hoed tussen 3 en 7 cm). Kenmerkend zijn in cirkels
gerangschikte vlekjes bij de hoedrand, een hoedrand die aanvankelijk
is ingerold en nog lange tijd naar beneden gebogen blijft, en witte plaatjes (later cremekleurig tot
grijs) die niet of nauwelijks langs de steel aflopen. De steel is vrij
kort en dik (3 tot 5 cm lang, 1 tot 2 cm breed) en aan de basis versmald (2).
Vanwege zijn scherpe smaak is de grijsgroene melkzwam
niet eetbaar. Evenals andere melkzwammen bevat de paddenstoel sesquiterpenen
(moleculen met vijftien koolstofatomen die uit drie isopreen-eenheden opgebouwd
zijn), sommige daarvan smaken bitter. Vermoedelijk zijn deze stoffen bedoeld
als afweermiddel tegen vraat (10). In de intacte paddenstoel zijn ze veresterd
met vetzuren (met name stearinezuur). Bij beschadiging worden de esters gesplitst
door esterases en komen er sesquiterpeen-aldehyden vrij, die giftig zijn,
scherp of bitter smaken, en de eetlust van een mycofaag bederven. Dit verklaart
waarom melkzwammen niet onmiddellijk scherp of bitter smaken maar de scherpe
smaak pas na enig kauwen ontstaat. De gevormde aldehyden worden weer snel tot
alcoholen gereduceerd, omdat de zwam zichzelf niet wil vergiftigen. De groenachtige
kleur van de hoed wordt veroorzaakt door een pigment dat blennion wordt genoemd en waarvan de structuur opgehelderd is (8,9).
Waar gevonden
In Zuidhorn hebben we grijsgroene melkzwammen
aangetroffen in de zuidberm van de Bongerd, tussen het monumentale huis met de
gevelspreuk "Veritas incognita ergo dubito"
(De waarheid is onkenbaar, dus ik twijfel) en de Gast. Genoemde
spreuk is niet onze levensfilosofie, maar op sommige van onze
paddenstoeldeterminaties is hij wel van toepassing! Ook in de
beukenlanen rond de Coendersborg in Nuis (Gr.) hebben we de paddenstoel
wel eens gezien.
Literatuur
1. Genet P, Prévost A, Pargney JC (2000) Seasonal
variations of symbiotic ultrastructure and relationships of two natural ectomycorrhizae
of beech (Fagus sylvatica / Lactarius
blennius var. viridis and Fagus
sylvatica / Lactarius subdulcis). Trees 14:465-474.
2. Graugrüner Milchling, Document op de.wikipedia.org
(zeer lezenswaardig artikel).
3. Lactarius blennius (Fr.) Fr. – Beech
Milkcap. Document op first-nature.com.
4. Lang C, Seven J,
Polle A (2011) Host preferences and differential contributions of deciduous
tree species shape mycorrhizal species richness in a mixed Central European
forest. Mycorrhiza 21:297-308.
5. Prévost A,
Pargney JC (1995) Comparaison des ectomycorhizes naturelles entre le hêtre (Fagus sylvatica) et deux lactaires (Lactarius blennius var viridis et Lactarius subdulcis). I. Caractéristiques
morphologiques et cytologiques. Ann Sci For 52:131-146.
6. Pargney JC, Prévost A (1996)
Comparaison des ectomycorhizes naturelles entre le hêtre (Fagus sylvatica) et deux lactaires (Lactarius blennius var viridis et Lactarius subdulcis). II. Caractérisation cytochimique des
interfaces. Ann Sci For 53:991-1003.
7. Prévost A, Pargney JC (1997)
Comparaison des ectomycorhizes naturelles entre le hêtre (Fagus sylvatica) et deux lactaires (Lactarius blennius var viridis et Lactarius subdulcis). III. Les rhizomorphes. Ann Sci For
54:117-124.
8. Spiteller P, Steglich W (2002)
Blennione, a green aminobenzoquinone derivative from Lactarius blennius. J
Nat Prod 65:725-727.
9. Velísek J,
Cejpek K (2011) Pigments of higher fungi: A review. Czech J Food Sci 29:87-102.
10. Vidari G, De
Bernardi M, Vita-Finzi P, Fronza G (1976) Sesquiterpenes from Lactarius blennius. Phytochemistry
15:1953-1955.