Groene berkenrussula (Russula aeruginea)
Zoals alle russulas is de groene
berkenrussula een mycorrhiza-paddenstoel. Zijn belangrijkste partners zijn
berken (zowel de ruwe als de zachte berk) (6,10). In zeldzame gevallen kan hij
ook groeien bij (fijn)sparren (7,9), dennen (8), lariksen (3) en hemlocksparren
(4). Meestal verschijnt hij op grazige plaatsen onder zijn gastheerbomen - niet
alleen in bossen, maar ook in parken en tuinen en op begraafplaatsen. Hij heeft
een voorkeur voor zure, voedselarme bodems die zowel droog als nat kunnen zijn.
Voor bemesting of kalktoevoeging is de soort gevoelig - daardoor kan hij van
een standplaats verdwijnen. De hoed van de paddenstoel is aan de bovenzijde
lichtgroen, grijsgroen of lichtgrijs en plakkerig. Het centrum van de hoed is
vooral bij oudere exemplaren donkerder dan de rand. In jonge toestand is de
hoed bolvormig, om zich later uit te spreiden. Daarbij ontstaat er meestal een
indeuking in het midden. Aan de rand van de hoed zijn bij grote exemplaren (5
tot 12 cm doorsnee) groeven te zien. De plaatjes aan de onderzijde van de hoed
zijn gebroken wit. Bij veroudering krijgen zowel de plaatjes als de hoedrand
dikwijls roestkleurige vlekjes. Op de foto middenboven is dat te zien. De steel
is wit, glad en 4 tot 8 cm lang. De paddenstoel heeft nauwelijks geur (4). In
Noord Amerika schijnt de groene berkenrussula niet alleen met bomen mycorrhiza
te vormen, maar ook met het stofzaad Monotropa
uniflora, een plant zonder bladgroen (5).
Naam
De genusnaam Russula betekent "roodachtig".
Op de groene berkenrussula is dit – in tegenstelling tot vele andere Russula soorten - niet van toepassing. De soortnaam aeruginea betekent "kopergroenkleurig". Andere paddenstoelen kunnen op de groene berkenrussula lijken, b.v. de
vorkplaatrussula (Russula heterophylla)
en de regenboogrussula (Russula
cyanoxantha). Door de reactie van de vruchtlichamen op ijzersulfaat te
testen kunnen deze van de groene berkenrussula worden onderscheiden (2).
Eetbaarheid/nut
De groene berkenrussula is na goed verhitten
eetbaar (4). Maar vanwege het feit dat hij evenals de meeste andere
mycorrhiza-paddenstoelen steeds zeldzamer wordt (4), kan men de zwam beter
laten staan. De vruchtlichamen fungeren als voedselbron voor larven van
paddenstoelmuggen (Mycetophilidae)
(1).
Waar
gevonden
Wij hebben groene
berkenrussula's aangetroffen in een parkje ten oosten van de Koekoeksbloem en
de Wederik (straten in Zuidhorn). Onder berkenbomen, en in de nabijheid van een
vijver.
Literatuur
1. Burla H, Bächli G (1968) Beitrag zur Kenntnis der schweizerischen Dipteren, insbesondere Drosophila-Arten,
die sich in Fruchtkörpern von Hutpilzen entwickeln. Vierteljahrsschrift
der Naturforschenden Gesellschaft in Zürich 113:311-336.
2. Cullington P (2004) Those green Russulas! Field Mycology 5:24-27.
3. Dennis RWG (1983) Fungi of Morvern. Kew Bulletin 38:201-214.
4. Graebner H u.Ä . Grasgrüner Täubling. Document op de.wikipedia.org.
5. Massicotte HB, Melville LH, Peterson RL (2005) Structural features of mycorrhizal associations in two members of the Monotropoideae, Monotropa uniflora and Pterospora andromedea. Mycorrhiza 15:101-110.
6. Orton PD (1986) Fungi of northern pine and birch woods. Bull Br Myc Soc 20:130-145.
7.
Peskova V, Soukup F, Landa J (2009) Comparison of mycobiota of diverse
aged spruce stands on former agricultural soil. J Forest Sci 55:452-460.
8.
Stankeviciene D, Kasparavicius J, Rudawska M, Iwanski M (2008)
Studies of ectomycorrhizal fungi above- and below-ground in the 50-year-old Pinus sylvestris L. forest. Baltic Forestry 14:7-15.
9. Taylor AFS, Alexander IJ (1989) Ectomycorrhizal synthesis with an isolate of Russula aeruginea. Mycol Res 92:103-107.
10. Watling R (1984) Macrofungi of birchwoods. Proc R Soc Edinburgh 85B:129-140.
Terug naar de soortenlijst