Groene glibberzwam (Leotia lubrica)
De
groene glibberzwam is een Ascomyceet die leeft van de
afbraak van dood plantaardig materiaal, maar men beweert dat hij in Centraal Amerika ook mycorrhiza
kan vormen met een plant uit de heidefamilie (7). Waarschijnlijk moeten
de Centraal Amerikaanse en Europese glibberzwammen echter worden
opgevat als verschillende soorten (16). De vruchtlichamen
groeien meestal in groepjes, op de grond tussen mos
of op hout dat al
ver is vergaan. Ze zijn te vinden in loofbos en gemengd bos onder
varens (11), of in de bermen van lanen, en verschijnen doorgaans na een
periode van hevige
regenval (5). De paddenstoel kan een hoogte van 9 cm en
een diameter van 4 cm bereiken maar blijft dikwijls kleiner. Hij
biedt een doorschijnende gelatineuze aanblik en is dofgeel,
oranjegeel of groengeel van kleur. Het "hoedgedeelte" waarop de sporen
worden gevormd kan een glad oppervlak hebben maar ook gegroefd en
gegolfd zijn (4,9). De vorming en ontwikkeling van de vruchtlichamen is aan het
begin van de twintigste eeuw bestudeerd met de lichtmicroscoop (2). Op grond van
anatomische kenmerken meende de auteur dat het genus Leotia verwant was aan de bekerzwammen (Pezizales).
De structuur van de asci van de groene glibberzwam is later
ook onderzocht met behulp van de electronenmicroscoop (14).
Naam
De genusnaam Leotia is afgeleid van het Griekse woord leios, en betekent "de gladde" of "de kale". De soortnaam lubrica
betekent "glibberig" of "geleiachtig". De Engelse benaming "Jellybaby" doet wat vriendelijker aan. Leotia gelatinosa, Helvella lubrica en Peziza cornucopiae zijn synoniemen van Leotia lubrica
(10). De verwantschap van de groene glibberzwam met andere
paddenstoelsoorten is onderzocht met behulp van moleculair-biologische technieken
(15,16). Volgens moleculair biologen moet Leotia lubrica worden beschouwd als een complex van meerdere soorten en niet als één enkele soort (16).
Eetbaarheid/nut
Groene glibberzwammen zijn giftig. De paddenstoel bevat evenals de voorjaarskluifzwam (Gyromitra esculenta)
de gifstoffen gyromitrine en monomethylhydrazine, maar in kleinere
hoeveelheden (1,3). Deze stoffen kunnen de lever, de rode bloedcellen en
het centraal zenuwstelsel aantasten; bovendien zijn ze carcinogeen
(13). In oude boeken wordt de zwam ten onrechte nog
gerangschikt onder de eetbare paddenstoelen (6). Soms kan men grasgroene of groenzwarte exemplaren
van de paddenstoel aantreffen. Die zijn volgens sommige schrijvers geïnfecteerd door schimmels uit de orde Hypocreales (5), hoewel dit door anderen wordt betwist (8). De paddenstoel kan ook worden aangetast door de glibberzwameter Hypomyces leoticola
(12).
Waar gevonden
Wij
hebben groene glibberzwammen gevonden in de westberm
van de Wilhelminalaan, iets ten zuiden van de afslag van het
Boltslaantje, tijdens een kletsnatte periode in de herfst. De
paddenstoelen stonden onder een haagbeukenheg die werd beschaduwd door monumentale beuken.
Literatuur
1. Andary C, Privat G, Bourrier MJ (1985) Variations of monomethylhydrazine content in Gyromitra esculenta. Mycologia 77:259-264.
2. Brown WH (1910) The development of the ascocarp of Leotia. Botanical Gazette 50:443-459.
3. Curti P (2004) Leotia lubrica. Webdocument op www.funghiitaliani.it
4. Emberger G. Leotia lubrica. Webdocument op www.messiah.edu/oakes/fungi_on_wood.
5. Gemeines Gallertkäppchen Leotia lubrica. Webdocument op tintling.com
6. Krüger M u.Ä. Grüngelbes Gallertkäppchen. Webdocument op de.wikipedia.org.
7. Kühdorf H, Münzenberger B, Begerow D, Gómez-Laurito J, Hüttl RF (2015) Leotia cf. lubrica forms arbutoid mycorrhiza with Comarostaphylis arbutoides (Ericaceae). Mycorrhiza 25:109-120.
8. Kuo M (2012) Leotia lubrica. Webdocument op www.mushroomexpert.com.
9. Leotia lubrica (Scop.) Pers. Webdocument op www.fungipedia.org.
10. Leotia lubrica (Scop.) Pers. - Jellybaby. Webdocument op www.first-nature.com.
11. Milburn J a.o. Leotia lubrica. Webdocument op en.wikipedia.org.
12. Rogerson CT, Samuels GJ (1985) Species of Hypomyces and Nectria occurring on Discomycetes. Mycologia 77:763-783.
13. Traversi A. Leotia lubrica (Scop.) Pers. Webdocument op www.nuovamicologia.eu.
14. Verkley GJM (1994) Ultrastructure of the ascus apical apparatus in Leotia lubrica and some Geoglossaceae (Leotiales, Ascomycotina). Persoonia 15:405-430.
15. Wang Z, Johnston PR, Takamatsu S, Spatafora JW, Hibbett DS (2006) Toward a phylogenetic classification of the Leotiomycetes based on rDNA data. Mycologia 98:1065-1075.
16. Zhong Z, Pfister DH (2004) Phylogenetic relationships among species of Leotia (Leotiales) based on ITS and RPB2 sequences. Mycol Progr 3:237-246.
Terug naar de soortenlijst