Groot dooiermos (Xanthoria parietina)
Groot dooiermos 1Groot dooiermos 2Groot dooiermos 3
Groot dooiermos groeit op de bast van loofbomen, bij hoge beschikbaarheid van voedingsstoffen ook op muren, betonplaten, stenen, verroest blik en hekpaaltjes (12). Het is vermoedelijk het meest voorkomende korstmos in Nederland. De kleur van het thallus is afhankelijk van de belichting en de vochtigheidsgraad. In de herfst, winter en het vroege voorjaar is het korstmos geelgroen omdat de algcellen zich vermeerderen (6), maar in het droge jaargetijde (voorjaar en zomer) wordt het geel of geeloranje door opslag van oranje pigmenten (3,5), vooral parietine. De vorming van dit pigment neemt toe naarmate het korstmos meer zon krijgt (10,11), en het beschermt het thallus tegen UV-straling en te hoge niveaus van zichtbaar, vooral blauw, licht (4,9).

Aangezien groot dooiermos geen vegetatieve voortplantingsorganen (sorediën en isidiën) bezit, moet de symbiose tussen schimmel en alg wanneer het korstmos zich voortplant telkens opnieuw worden gevormd. Mijten die op groot dooiermos leven schijnen bij de verspreiding een rol te spelen. In hun uitwerpselen bevinden zich zowel levensvatbare sporen van de schimmel als algencellen (7). Zowel de alg als de schimmelpartner van groot dooiermos komen echter ook vrijlevend op boomschors voor (2). Wanneer schimmelsporen kiemen, kunnen ze tijdelijk samengroeien met “vreemde” algen (Pleurococcus) en pas wanneer ze hun normale algpartner tegenkomen (Trebouxia, Pseudotrebouxia) een korstmosthallus vormen. De schimmel kan de algpartner ook extraheren uit sorediën van andere korstmossen die de juiste algcellen bevatten (8). Allerlei dieren voeden zich met groot dooiermos, o.a. mijten, kevers, vlinderlarven en landslakjes (1).

Naam

De genusnaam Xanthoria is afgeleid van het Griekse woord xanthos, dat “geel” betekent, en de stam ori (“uit de bergen”). De soortnaam parietina betekent: “op muren”.


Waar gevonden

Groot dooiermos is werkelijk overal te vinden - in Zuidhorn op talloze boomstammen en zelfs op kunststof paaltjes in wegbermen

Literatuur

1. Baur B, Baur A (1997) Xanthoria parietina as a food resource and shelter for the land snail Balea perversa. Lichenologist 29:99-102.
2. Bubrick P, Galun M, Frensdorff A (1984) Observations on free-living Trebouxia De Puymaly and Pseudotrebouxia Archibald, and evidence that both symbionts from Xanthoria parietina (L.) can be found free-living in nature New Phytol 97:455-462.
3. Czeczuga B, Czeczuga-Semeniuk E, Galun M, Mukhtar A (2004) Pigmentation changes in Xanthoria parietina (L.) Th.Fr. J Hattori Bot Lab 95:293-300.
4. Gauslaa Y, Ustvedt EM (2003) Is parietin a UV-B or a blue-light screening pigment in the lichen Xanthoria parietina? Photochem Photobiol Sci 2:424-432.
5. Gauslaa Y, McEvoy M (2005) Seasonal changes in solar radiation drive acclimation of the sun-screening compound parietin in the lichen Xanthoria parietina. Basic Appl Ecol 6:75-82.
6. Hill DJ, Woolhouse HW (1966) Aspects of the autecology of Xanthoria parietina agg. Lichenologist 3:207-214.
7. Meier FA, Scherrer S, Honegger R (2002) Faecal pellets of lichenivorous mites contain viable cells of the lichen-forming ascomycete Xanthoria parietina and its green algal photobiont, Trebouxia arboricola. Biol J Linn Soc 76:259-268.
8. Ott S (1987) Sexual reproduction and developmental adaptations in Xanthoria parietina. Nord J Bot 7:219-228.
9. Solhaug KA, Gauslaa Y (1996) Parietin, a photoprotective secondary product of the lichen Xanthoria parietina. Oecologia 108:412-418.
10. Solhaug KA, Gauslaa Y, Nybakken L, Bilger W (2003) UV-induction of sun-screening pigments in lichens. New Phytol 158:91-100.
11. Solhaug KA, Gauslaa Y (2004) Photosynthates stimulate the UV-B induced fungal anthraquinone synthesis in the foliose lichen Xanthoria parietina. Plant Cell Environ 27:167-176.
12. Xanthoria parietina. en.wikipedia.org, en de.wikipedia.org.

Terug naar de soortenlijst