Grote molenaar (Clitopilus prunulus)
De
grote molenaar is een forse paddenstoel (hoeddiameter 4 tot 12
centimeter) die langs paden, op open plekken in het bos en aan de
bosrand kan verschijnen (zowel in loof- als naaldbos). Volgens Duitsers
en Italianen staat hij dikwijls op dezelfde plaats als
eekhoorntjesbrood (Boletus edulis)
(3,6). De hoed is aanvankelijk bol, maar wordt later in het midden
ingedeukt en heeft een golvende rand. Het hoedoppervlak is wit en
fluweelzacht, soms lichtgrijs berijpt of geelbruin aangelopen, en bij
vochtig weer enigszins kleverig. De plaatjes aan de onderzijde zijn
aanvankelijk wit en later bleekroze van kleur, aflopend langs de steel,
buigzaam en recht. De steel is wit, kort (2 tot 5 centimeter), stevig
(0.8-1.3 cm dik), massief, dikwijls krom en excentrisch geplaatst. De steelbasis is doorgaans versmald (2,3,8,9). Molenaars
werden vroeger beschouwd als paddenstoelen die leven van de afbraak van
dood plantaardig materiaal, maar zijn vermoedelijk toch mycorrhiza-partners van bepaalde boomsoorten (7,9).
Naam
De Latijnse soortnaam prunulus betekent "kleine pruim". Dit heeft betrekking op de berijpte aanblik van de paddenstoel. De genusnaam Clitopilus is van twee Griekse woorden afgeleid en betekent "gebogen hoed". Agaricus prunulus, Paxillopsis prunulus en Pleurotus prunulus zijn synoniemen van Clitopilus prunulus (3,10).
Eetbaarheid/nut
De grote molenaar is eetbaar en bijna nooit wormstekig, maar kan verward worden met giftige soorten uit de geslachten Clitocybe en Entoloma (zoals de giftige weidetrechterzwam, Clitocybe rivulosa, de grote bostrechterzwam, Clitocybe phyllophila, de witte bundelridderzwam, Clitocybe connata, en de giftige satijnzwam, Entoloma sinuatum)
(2,6,7,9). Het gehalte aan zware metalen (arsenicum, cadmium,
lood, kwik, selenium) van vruchtlichamen van de grote molenaar is
laag (4). De paddenstoel bevat stoffen die de groei van bacteriën (Escherichia coli, Staphylococcus aureus) kunnen remmen (1). Vanwege
de aanwezigheid van 1-octen-3-ol wordt hij door naaktslakken
gemeden (11). Hij verspreidt een krachtige geur van vers meel of van
brooddeeg (2,3). Volgens mensen die goed kunnen ruiken is deze geur
gemengd met een vleugje van komkommer. De komkommergeur is te wijten
aan de aanwezigheid van de vluchtige stof trans-2-nonenal (10,12).
Waar gevonden
Wij
hebben eens een flink aantal vruchtlichamen van de grote molenaar
gevonden in de noordberm van het Boltslaantje, waar dit uitloopt op de
Gast. Op de warme zuidhelling van een rhododendronperk dat met
houtsnippers was bestrooid en dat werd beschaduwd door verschillende
bomen.
Literatuur
1. Broadbent D (1966) Antibiotics produced by Fungi. Botanical Review 32:219-242.
2. Clitopile petite prune (Meunier). Webdocument op mycorance.free.fr/valchamp.
3. Clitopilus prunulus. Webdocument op natura.provincia.cuneo.it/funghi.
4. Cocchi L, Vescovi L, Petrini LE, Petrini O (2006) Heavy metals in edible mushrooms in Italy. Food Chemistry 98:277-284.
5. Curti P (2004) Clitopilus prunulus (Scop.: Fr.) Quelét. Webdocument op www.funghiitaliani.it.
6. Mehl-Räsling Clitopilus prunulus. Webdocument op tintling.com.
7. Michele G u.Ä. Mehl-Räsling. Webdocument op de.wikipedia.org.
8. Noordeloos ME (1993) Studies in Clitopilus (Basidiomycetes, Agaricales) in Europe. Persoonia 15:241-248.
9. Steiner A. Großer Mehl-Räsling - Clitopilus prunulus (Scopoli 1762: Fr. 1821) Kummer 1871. Webdocument op www.natur-in-nrw.de.
10. Van der Pijll E a.o. Clitopilus prunulus. Webdocument op en.wikipedia.org.
11. Wood WF, Archer CL, Largent DL (2001) 1-Octen-3-ol, a banana slug antifeedant from mushrooms. Biochem Syst Ecol 29:531-533.
12. Wood
WF, Brandes ML, Watson RL, Jones RL, Largent DL (1994) trans-2-Nonenal,
the cucumbur odor of mushrooms. Mycologia 86:561-563.
Terug naar de soortenlijst