Grote vaalhoed (Hebeloma sinapizans) ?
Vaalhoeden zijaanzichtSteeldetailVaalhoed onderaanzichtHeksenkring
Grote vaalhoeden groeien in loofbossen, houtsingels, lanen en parken onder allerlei bomen: vooral beuk en haagbeuk (6,11,15), maar ook linde (2) en (kurk)eik (3,10). Het mycelium van de paddenstoel vormt met deze bomen ectomycorrhiza (3,7). De hoed van deze Hebeloma-soort is fors (7 tot 12 cm breed), in meerdere of mindere mate gewelfd, en dikwijls onregelmatig gebocheld of gelobd. Het hoedoppervlak is leemkleurig of bleekbruin, glad, bij vochtig weer enigszins kleverig maar bij andere weersomstandigheden droog. De hoedrand is meestal lichter van kleur dan de rest van de hoed en blijft lange tijd ingerold. Hij is niet gegroefd en heeft geen velumresten. De plaatjes aan de onderzijde staan dicht opeen en zijn diep uitgebocht aangehecht. Ze zijn aanvankelijk erg bleek maar krijgen spoedig de kleur van "koffie met melk". De snede van de plaatjes heeft dikwijls onregelmatige inkepingen. De steel van de paddenstoel is witachtig, stevig, hol, aan de basis dikwijls knolvormig verdikt en het steeloppervlak heeft witte schubben of vlokken. De steel is niet voorzien van een ring (6,8-10,12,14). De wand van de sporen van de grote vaalhoed is onderzocht met de electronenmicroscoop (13).

Naam
De soortnaam sinapizans is van het Latijnse woord sinapis (mosterd) afgeleid en betekent "mosterdachtig" (9). Deze heeft betrekking op de geur van de paddenstoel. De genusnaam Hebeloma betekent "zachtharige zoom", volgens anderen: "stompe rand" of "stompe kant". Agaricus sinapizans en Hypophyllum sinapizans zijn synoniemen van Hebeloma sinapizans (4,11). We weten niet zeker welke soort vaalhoed op bovenstaande foto's is te zien. Op grond van een aantal kenmerken hebben we hem "grote vaalhoed" genoemd: a. De paddenstoelen hadden forse afmetingen (meer dan 10 cm diameter bij de grootste exemplaren); b. ze hadden een radijs-, maar geen bloesemgeur; c. de steel van volgroeide exemplaren was bedekt met tamelijk grove vlokken; d. de plaatjes aan de onderzijde traanden niet. Om de soortnaam met zekerheid vast te stellen moet de vorm van de cheilocystiden (steriele cellen op de snede van de plaatjes) worden onderzocht met een microscoop (15). Volgens moleculair biologen is de grote vaalhoed nauw verwant met de rosse vaalhoed (Hebeloma theobrominum) en minder met andere vaalhoedsoorten (1,2).

Eetbaarheid/nut
Grote vaalhoeden zijn giftig. Evenals andere vaalhoeden veroorzaken ze ingewandsstoornissen (6). De paddenstoel bevat een plantenstof met anti-tum0r eigenschappen (5).

Waar gevonden
We hebben ooit twee heksenkringen van deze vaalhoeden aangetroffen in de noordberm van de Stationsweg, ten westen van het station, onder lindebomen. Een eindje verderop staan ook moseiken. De vruchtlichamen verschenen op een stukje grond dat vanwege bouwwerkzaamheden nogal eens was omgewoeld en dat vermoedelijk kalkrijk puin bevatte. In 2016 is de vindplaats verloren gegaan omdat de gemeente Zuidhorn er een verhard wandelpad met straatverlichting heeft aangelegd. In de herfst van 2022 zagen we fraaie vruchtlichamen van de grote vaalhoed in het Natuurschoonbos bij Nietap (Dr.).

Literatuur
1. Aanen DK, Kuyper TW, Boekhout T, Hoekstra RF (2000) Phylogenetic relationships in the genus Hebeloma based on ITS1 and 2 sequences, with special emphasis on the Hebeloma crustuliniforme complex. Mycologia 92:269-281.
2. Boyle H, Zimdars B, Renker C, Buscot F (2006) A molecular phylogeny of Hebeloma species from Europe. Mycol Res 110:369-380.
3. Branzanti B, Zambonelli A (1989) Synthesis of mycorrhizas on Quercus suber using Hebeloma sinapizans and Paxillus involutus. Agriculture, Ecosystems and Environment 28:35-40.
4. Curti P (2005) Hebeloma sinapizans (Fr.) Sacc. Document op www.funghiitaliani.it.
5. De Bernardi M, Fronza G, Gianotti MP, Mellerio G, Vidari G, Vita-Finzi P (1983) Fungal metabolites XIII: New cytotoxic triterpene from Hebeloma species (Basidiomycetes). Tetrahedron Letters 24:1635-1638.
6. Krüger M u.Ä. Flockigstieliger Rettich-Fälbling. Document op de.wikipedia.org.
7. Gay G, Debaud JC (1987) Genetic study on indole-3-acetic acid production by ectomycorrhizal Hebeloma species: inter- and intraspecific variability in homo- and dikaryotic mycelia. Appl Microbiol Biotechnol 26:141-146.
8. Großer Rettichfälbling, Flockigstieliger Rettich-Fälbling, Bitterer Fälbling . Document op www.123pilze.de.
9. Großer Rettich-Fälbling Hebeloma sinapizans. Document op tintling.com.
10. Hebeloma sinapizans. Document op www.fichasmicologicas.com.
11. Hebeloma sinapizans (Paulet) Gillet - Bitter Poisonpie. Document op www.first-nature.com.
12. Hebeloma sinapizans (Paulet) Gillet. Document op www.fungipedia.org.
13. Rücker T (1987) Ultrastruktur der Sporen bei Hebeloma (Pers.: Fr.) Kummer (Agaricales) Zeitschrift für Mykologie 53:59-71.
14. Tanchaud P (2011) Hebeloma sinapizans (Paulet) Gillet. Document op www.mycocharentes.fr.
15. Vesterholt J (2000) Hebeloma crustuliniforme and related species. Field Mycology 1:58-68.

Terug naar de soortenlijst