Heksenvingermos (Physcia tenella)
Heksenvingermos
is een stikstofminnend korstmos (6) met een bladvormig thallus, dat
groeit op de stam, takken en twijgen (7) van goedbelichte bomen, en ook
op stenen, bewerkt hout, en plastic. De kleur van het thallus varieert
van lichtgrijs tot groenachtig, afhankelijk van de vochtigheidsgraad.
Apotheciën zijn soms aanwezig en hebben blauwzwarte, berijpte
schijfjes (1,8). Heksenvingermos lijkt op kapjesvingermos, maar de
sorediën van kapjesvingermos bevinden zich aan de onderkant van
helmvormige kapjes, terwijl ze bij heksenvingermos aan het uiteinde van
de thalluslobben zitten (4,8). Sommige loofbomen, zoals
Canadapopulieren, produceren in hun bast fenolische verbindingen die de
groei van sorediën van heksenvingermos onderdrukken (5). Blijkbaar kan
een boom door afweerstoffen te vormen bepalen welke korstmossen zich op
zijn stam kunnen vestigen (5,9). De fotobiont in het korstmos is de alg
Trebouxia impressa (2). In een
Duits experiment werd de schimmelpartner van heksenvingermos
aangebracht op takjes van de zomereik. De schimmel bleek daarop
maandenlang in leven te kunnen blijven, en zodra hij in contact kwam
met vrijlevende algen tot korstmosvorming over te gaan (3).
Naam
De genusnaam Physcia is afgeleid van het Griekse woord physke (“dikke darm” of “worst”). Physcia betekent dus “opgeblazen” of “worstvormig”. De soortnaam tenella betekent
“zacht” of “teer”. Hoewel heksenvingermos stikstofminnend is, is het
korstmos tegen uitlaatgassen van druk verkeer niet goed bestand (10).
Waar gevonden
We
hebben heksenvingermos gevonden op de stam van oude zomereiken ten
zuiden van de Atlasstraat in Zuidhorn (de bomen stonden oorspronkelijk
langs de oude Rijksstraatweg, maar deze loopt hier nu dood).
Literatuur
1.Association Française de Lichénologie. Physcia tenella (Scop.) DC. Document op www.afl-lichenologie.fr.
2. Dahlkild Å, Källersjö M, Lohtander K, Theler A (2001) Photobiont diversity in the Physciaceae (Lecanorales). Bryologist 104:527-536.
3. Etges S, Ott S (2001) Lichen mycobionts transplanted into the natural habitat. Symbiosis 30:191-206.
4. Heksenvingermos. Soortinformatie op waarneming.nl.
5.
Koopmann R, Stevens H, Franzen-Reuter I, Frahm JP, Grote M (2007) In
vitro inhibition of soredial growth in the epiphytic lichen Physcia tenella (Ascomycetes: Lecanorales) by a variety of bark phenols. Lichenologist 39:567-572.
6.
Larsen RS, Bell JNB, James PW, Chimonides PJ, Rumsey FJ, Tremper A,
Purvis OW (2007) Lichen and bryophyte distribution on oak in London in
relation to air pollution and bark acidity. Environmental Pollution
146:332-340.
7.
Larsen HME, Hansen ES, Nord-Larsen T, Rasmussen HN (2020) Deciduous
trees as lichen phorophytes: biodiversity and colonization patterns
under common garden conditions. Lichenologist 52:221-232.
8. Silverside AJ. Physcia tenella (Scop.) DC. Document op lastdragon.org [Images of British Lichens].
9.
Spier L, van Dobben H, van Dort K (2010) Is bark pH more important than
tree species in determining the composition of nitrophytic or
acidophytic lichen floras? Environmental Pollution 158:3607-3611.
10.
Stapper NJ, Kricke R (2004) Epiphytische Moose und Flechten als
Bioindikatoren von städtischer Überwarmung, Standorteutrophierung und
verkehrsbedingten Immissionen. Limprichtia 24:187-208.
Terug naar de soortenlijst