Helmmycena's groeien op dood hout. De
soort heeft een voorkeur voor loofhout (eik, beuk, haagbeuk, populier, berk)
dat al vrij ver is vergaan en is bedekt met mos (1,5,6,12,13), maar hij komt
ook op naaldhout voor (10,11). In boomgaarden kunnen helmmycena's verschijnen
op stobben van pruimenbomen (3). De paddenstoel kan ogenschijnlijk op de grond
groeien, wanneer er ondergronds hout aanwezig is (4). De hoed is aanvankelijk
kegelvormig om zich later meer uit te spreiden waardoor hij vlakker wordt.
Daarbij kan hij ook splijten. In het midden blijft er een stompe umbo (knobbel)
zichtbaar. De diameter van de hoed is 2.5 tot 6 centimeter. Hij is bruingrijs
van kleur, dikwijls met een uitgebleekte rand en is daar voorzien van radiaal
verlopende groeven. De steel is bovenaan wit en lager meer beige of bruin van
kleur. Hij is elastisch van structuur en in staat om te buigen zonder te breken
(2). De plaatjes aan de onderzijde staan vrij ver uiteen. Ze zijn aanvankelijk
wit om later rosegrijs te verkleuren (2). Bij volgroeide vruchtlichamen
verschijnen er dwarsaders tussen de plaatjes wat op de rechterfoto is te zien.
Helmmycena’s groeien meestal in groepjes bijeen. De helmmycena behoort (samen
met het geweizwammetje en de gewone of dwergzwavelkop) tot de drie
paddenstoelsoorten die in Nederland het meest voorkomen (7). Het aantal
exemplaren is sinds 1950 ook sterk toegenomen (7). Ook in Zweden behoort de helmmycena tot de meest
voorkomende paddenstoel-soorten (12). De groei van het mycelium
van de helmmycena wordt – in tegenstelling tot de groei van
mycorrhiza-paddenstoelen - bevorderd door de aanwezigheid van gevallen
populierenblad (8). Helmmycena’s kunnen basidiën met twee sporen hebben, in
tegenstelling tot de meeste Basidiomyceten, waarbij er vier sporen in elk
basidium aanwezig zijn (9).
Eetbaarheid/nut
Literatuur
1. Aronsen A. Mycena galericulata (Scop.) Gray. Webdocument op home.online.no/~araronse.
2. Hanssens C. Helmmycena – Mycena galericulata (Scop: Fr.). Webdocument
op www.mycologia.be.
3.
Kovacs G (2001) Role of wood destroying fungi in orchards in
4. Kuo M (2010) Mycena galericulata. Webdocument op www.mushroomexpert.com.
5.
Lindhe A, Ǻsenblad N, Toresson HG (2004) Cut logs and high stumps of spruce,
birch, aspen and oak – nine years of saproxylic fungi succession. Biological
Conservation 119:443-454.
6.
Mycena galericulata (Scop.) Gray -
Common Bonnet. Webdocument
op www.first-nature.com.
7.
Nauta M, Vellinga EC (1992) Towards a distribution atlas of macrofungi in the
8.
Olsen RA, Odham G, Lindeberg G (1971) Aromatic substances in leaves of Populus tremula as inhibitors of
mycorrhizal fungi. Physiol Plant 25:122-129.
9.
Pearson AA (1917) On two-spored basidia and other matters. Trans
Br myc Soc 6:39-46.
10.
Ponderovo G a.o. Mycena galericulata.
Webdocument op en.wikipedia.org.
11. Rosablättriger Helmling.
Webdocument op de.wikipedia.org.
12. Tyler G (1991) Ecology of the
genus Mycena in beech (Fagus sylvatica), oak (Quercus robur) and hornbeam (Carpinus betulus) forest of S.Sweden. Nord
J Bot 11:111-121.
13.
Zupanic M, Matosevic D, Pernek M, Diminic D (2009) Lignicolous fungi on
Pedunculate oak in lowland forests of