Knolhoningzwam (Armillaria lutea)
Honingzwammen vormen taaie
myceliumstrengen die er als wortels uitzien en rhizomorfen worden genoemd; daarmee breiden ze zich uit over het
hout van de gastheer en in de bodem. Via het netwerk van rhizomorfen kunnen verschillende delen van het organisme over grote
afstanden gassen en voedingsstoffen uitwisselen (10). Rhizomorfen van de knolhoningzwam en de gewone honingzwam vertonen
bioluminescentie. Ze verspreiden een bleekwit of groenachtig licht dat in het
donker duidelijk zichtbaar is. Dit verschijnsel berust - net als bij
vuurvliegjes - op de werking van het enzym luciferase.
De sterkte van het licht is niet constant, maar fluctueert in de loop van de
tijd. Bij beschadiging neemt de lichtsterkte toe. De onderliggende oorzaak van
de fluctuaties onder natuurlijke omstandigheden blijft echter onduidelijk. Sommige mycelia vertonen
snelle fluctuaties, andere niet (12,13).De knolhoningzwam wordt - in tegenstelling
tot de gewone honingzwam (Armillaria
mellea) - niet beschouwd als een parasiet maar als een saprofiet die leeft van dood plantaardig
materiaal. Recent onderzoek heeft echter aangetoond dat hij levende aardbeiplanten
(6) en struikjes van de blauwe bosbes (14) kan aantasten. In het zuiden van
Europa komt de zwam vooral voor in de maquis (bij struikvormige eiken) en in
beukenbossen (8). Kenmerkend voor deze paddenstoelsoort (in vergelijking met
andere honingzwammen) is het feit dat de onderkant van de steel tot een knol is
verdikt en dat de ring die bij jonge exemplaren om de steel aanwezig is spoedig
verdwijnt (1,2). In 1992 werd met behulp van DNA
onderzoek aangetoond dat Armillaria lutea
vermoedelijk het grootste en oudste levende organisme ter wereld is. Eén enkel
mycelium in de staat Michigan bleek een oppervlak te beslaan van meer dan 15
hectare, meer dan 10.000 kilo te wegen en meer dan 1500 jaar oud te zijn (15). Ook
in Italië is een groot mycelium aangetroffen, met een oppervlak van 2.6 ha, een
diameter van 300 meter en een ouderdom van 300 jaar (4). In latere artikelen wordt
beweerd dat mycelia van een verwante soort, de sombere honingzwam (Armillaria ostoyae) in Oregon zelfs nog
grotere afmetingen kunnen hebben (3,11,16). Discussie is mogelijk over de
technieken die men heeft gebruikt om genetische verwantschap aan te tonen (7). Misschien strekt óns mycelium zich
wel uit van Zuidhorn tot Zaventem (er gaat immers niets boven Groningen!), maar
vooralsnog hebben we daarvoor geen enkel bewijs.
Naam
De genusnaam Armillaria betekent "met
armband" (2). In het geval van de knolhoningzwam is deze naam niet erg van
toepassing want bij de volgroeide paddenstoel is de spinnenwebachtige ring om
de steel onopvallend. Hij schrompelt snel ineen tot een klein streepje (op de
middelste foto te zien). Armillaria
gallica en Armillaria bulbosa zijn synoniemen van Armillaria lutea (2,9). Bulbosa betekent "met knol", gallica "Frans" en lutea "geel".
Eetbaarheid/nut
In gekookte toestand zijn
knolhoningzwammen eetbaar, maar niet erg lekker, en ook worden ze niet door
iedereen even goed verdragen (2). De paddenstoel bevat bijzondere plantenstoffen
die als antibiotica en cytostatica werkzaam zijn, en waarvan de
structuur en de biosynthese zijn onderzocht (5).
Waar
gevonden
We
hebben knolhoningzwammen
in Zuidhorn op allerlei plaatsen aangetroffen: in de zuidberm van het
Van Starkenborghkanaal ZZ (tussen de Westergast en de
Rijksstraatweg), in de zuidberm van het Bospad, in een houtsingel
tussen de sportvelden, en in struweel tussen de spoordijk en een
wandelpad dat aan de noordkant om de sportvelden heenloopt. Ook in het
Natuurschoonbos in Nietap (Dr.) hebben we de paddenstoel gezien.
Literatuur
1. Armillaria gallica. Document op
en.wikipedia.org.
2. Armillaria gallica Marxm. &
Romagn. - Bulbous Honey Fungus. Document op www.first-nature.com.
3.
Casselman A (2007) Strange but true: The largest organism on earth is a fungus.
Scientific American, Oct 4.
4.
De Gioia T, Ubaldo R, Sicoli G, Luisi N (2003) Occurrence and distribution of Armillaria gallica genets in a declining
oak stand of Southern Italy. Phytopathol
Mediterr 42:199-204.
5.
Engels B (2013) Untersuchungen zur Biosynthese sesquiterpenoider Naturstoffe,
der Melleolide, in Armillaria gallica.
PhD thesis, RWTH Aachen
University, Aachen, Germany.
6.
Fox RTV, Popoola TOS (1990) Induction of fertile basidiocarps in Armillaria bulbosa. Mycologist 4:70-72.
7.
Gatto A, Sicoli G, Luisi N (2009) Genetic diversity within an Italian
population of forest Armillaria gallica
isolates as assessed by RAPD-PCR analysis. J Phytopathol 157:94-100.
8. Intini MG
(1997) Armillaria cepistipes and A.gallica (Agaricales, Tricholomataceae)
in Italy. Bocconea 5:861-866.
9. Kile GA,
Watling R (1985) Armillaria bulbosa.
Trans Br myc Soc 84:173.
10.
Lamour A, Termorshuizen AJ, Volker D, Jeger MJ (2007) Network formation by
rhizomorphs of Armillaria lutea in
natural soil: their description and ecological significance. FEMS Microbiol
Ecol 62:222–232.
11.
Maheshwari R (2005) The largest and oldest living organism. Resonance (april
issue):4-9.
12.
Mihail JD (2013) Comparative bioluminescence dynamics among multiple Armillaria gallica, A.mellea and A.tabescens genets. Fungal Biology
117:202-210.
13.
Mihail JD, Bruhn JN (2007) Dynamics of bioluminescence by Armillaria gallica, A.mellea and A.tabescens. Mycologia 99:341-350.
14.
Prodorutti D, Palmieri L, Gobbin D, Pertot I (2006) First report of Armillaria gallica on highbush blueberry
(Vaccinium corymbosum) in Italy.
Plant Pathology 55:583.
15.
Smith ML, Bruhn JN, Anderson JB (1992) The fungus Armillaria bulbosa is among the largest and oldest living
organisms. Nature 356:428-431.
16.
Volk T (2002) The humongous fungus - ten years later. Inoculum 53(2):4-8.
Terug naar de soortenlijst