Kostgangerboleet (Pseudoboletus parasiticus)
Onder de boleten is de kostgangerboleet een buitenbeentje. Hoewel het mycelium van deze paddenstoel ectomycorrhiza kan
vormen met bepaalde boomsoorten (1,5,11) is het niet in staat om
langs deze weg voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen. De
schimmeldraden van de kostgangerboleet dringen daarom de rhizomorfen
(wortelachtige structuren) van aardappelbovisten binnen en putten de
aardappelbovist uit. Ze weten zo voldoende voeding te krijgen om zelf
vruchtlichamen te kunnen vormen (1). Meestal groeien de boleten in een
kringetje rond de basis van het vruchtlichaam van hun gastheer. Soms
zijn er maar één tot drie boleten aanwezig, die met de onderkant van
hun steel vastzitten aan een enkele bovist. Geïnfecteerde bovisten
zijn meestal niet meer in staat om rijp te worden, open te breken en
sporen af te geven (2,4), hoewel dit bij een late infectie nog wel
mogelijk schijnt te zijn (12). Er ontstaan soms holten in de gleba
(het sporenvormende weefsel) van de bovist, waardoor er zich aan het
oppervlak van de bovist kuiltjes vormen of de bovist een verschrompelde
aanblik gaat bieden (2,7). In andere gevallen blijft de buitenkant van
de bovist er normaal uitzien, maar is hij van binnen helemaal gevuld
met schimmeldraden van de kostgangerboleet (2). Door waarnemingen
in Flevoland werd de indruk gewekt dat aardappelbovisten (en daarmee
ook de kostgangerboleet) alleen voorkomen op zure zandgrond, en niet op
zandige bodems die vanwege de aanwezigheid van schelpen een neutrale
tot basische pH bezitten (3). Ook volgens Duitse auteurs is de
paddenstoel een indicator van zure bodem (9). Merkwaardig genoeg wordt
op een Britse website het omgekeerde beweerd, volgens die site zouden
aardappelbovisten met kostgangerboleten juist vooral voorkomen op
kalkhoudende grond (7). De kostgangerboleet parasiteert vrijwel
uitsluitend op de gele aardappelbovist (Scleroderma citrinum), maar kan in zeldzame gevallen op de wortelende aardappelbovist (Scleroderma verrucosum) worden aangetroffen (8,13). De soort komt voor in Europa, Noord Afrika en Noord Amerika (2,8,10).
Naam
De genusnaam Pseudoboletus betekent "valse (dat wil zeggen: onechte) boleet". De soortnaam parasiticus betekent "parasitair". Boletus parasiticus en Xerocomus parasiticus zijn synoniemen van Pseudoboletus parasiticus (7,10).
De kostgangerboleet is in een ander genus geplaatst dan de gewone
boleten of de fluweelboleten omdat de anatomie en het ontwikkelingsproces van zijn steel van die
van alle andere boleten verschilt (5,14). Moleculair-biologisch
onderzoek heeft bevestigd dat de kostgangerboleet moet worden gerekend
tot een afzonderlijke groep (6).
Eetbaarheid/nut
Vruchtlichamen
van de kostgangerboleet zijn vermoedelijk niet giftig, maar
vruchtlichamen van de aardappelbovist zijn dat beslist wel ! Het is
vanwege de hechte verbintenis tussen die beiden dus onverstandig om
kostgangerboleten voor de maaltijd mee naar huis te nemen. De
paddenstoel is bovendien veel te zeldzaam en te zeer in zijn
voortbestaan bedreigd om hem te gaan verzamelen (9).
Waar gevonden
Wij
hebben kostgangerboleten gevonden in de beschaduwde oostberm van een
toegangspad tot de Jilt Dijksheide, aan de noordwestkant van de heide.
Helaas waren de vruchtlichamen al verschimmeld. De met blauwgrijze
schimmel bedekte paddenstoelen op bovenstaande foto's zijn de
kostgangerboleten. De geelbruine knollen zijn vruchtlichamen van de
aardappelbovist. Volgens een Amerikaans artikel en een Duitse website
verschijnen kostgangerboleten vooral in augustus en september, en
hebben ze twee tot drie weken nodig om te groeien en te rijpen (2,9).
Wij ontdekten de gefotografeerde paddenstoelen pas op 7 oktober,
toen ze al oud waren geworden en door schimmel waren aangetast.
Volgens een Friese website kunnen kostgangerboleten in bepaalde jaren
talrijk zijn, om daarna weer jarenlang te ontbreken. Waarnemingen in
deze provincie lieten maxima zien in 2002, 2007, 2011 en 2016 wat zou
kunnen wijzen op een cyclus van 4 tot 5 jaar (4). Blijkbaar was 2024
(het jaar waarin wij de paddenstoel zagen) ook weer een topjaar.
Wanneer vruchtlichamen van de kostgangerboleet er nog goed uitzien en
niet zoals op bovenstaande foto's verschimmeld zijn, hebben ze
een geelbruine hoed met een honinggele en later olijfbruine
poriënlaag aan de onderzijde (5,7). De steel van de
vruchtlichamen is ook geelachtig of geelbruin en bedekt met kleine,
donkere vezeltjes (5). De hoed kan een doorsnee van 1 tot 8 cm krijgen
(9).
Literatuur
1. Binder M, Hibbett DS (2006) Molecular systematics and biological diversification of Boletales. Mycologia 98:971-981.
2. Both EE (2006) Personal encounters with the Parasitic Bolete. Field Mycology 7:104-109.
3. Bremer P (1996) Scleroderma citrinum en Boletus parasiticus in Flevoland. Coolia 39:211-219.
4. Greydanus S (2024) Kostgangerboleet (Pseudoboletus parasiticus). Document op paddenstoeleninfriesland.nl.
5. Kuo M (2020) Pseudoboletus parasiticus. Document op mushroomexpert.com.
6. Nuhn ME, Binder M, Taylor AFS, Halling RE, Hibbett DS (2013) Phylogenetic overview of the Boletineae. Fungal Biology 117:479-511.
7. O'Reilly P (2024) Pseudoboletus parasiticus (Bull.) Sutara - Parasitic Bolete. Document op first-nature.com.
8. Oud M, Brouwer P (2024) Robbenoordbos, altijd een oord voor paddenstoelen! Document op naturetoday.com.
9. Parasitischer Röhrling. Document op de.wikipedia.org.
10. Pseudoboletus parasiticus. Document op ultimate-mushroom.com.
11. Raidl S (1997) Studien zur Ontogenie an Rhizomorphen von Ektomykorrhizen. Bibl Mycol 169:1–184.
12. Storey M (2009) Earthballs - British Scleroderma species. Field Mycology 10:122-127.
13.
Sun JZ, Liu XZ, McKenzie EHC, Jeewon R, Liu JK, Zhang XL, Zhao Q, Hyde
KD (2019) Fungicolous fungi: terminology, diversity, distribution,
evolution, and species checklist. Fungal Diversity 95:337-430.
14. Sutara J (2005) Central European genera of the Boletaceae and Suillaceae, with notes on their anatomical characters. Czech Mycology 57:1-50.
Terug naar de soortenlijst (buiten Zuidhorn)