Moerasspirearoest (Triphragmium ulmariae)
Moerasspirearoest is een schimmel met een complexe levenscyclus, die als parasiet leeft op moerasspirea (Filipendula ulmaria). Infectie
leidt meestal tot de dood van de gastheer (3,9). Op de stervende plant
worden vóór de winter door de schimmel bruinzwarte teliosporen gevormd in orgaantjes die telia worden genoemd. Teliosporen hebben een dikke celwand, waardoor ze de koude en de droogte van de winter kunnen overleven. In het voorjaar ontkiemen deze "wintersporen" en produceren meercellige haploïde basidiosporen, die door de wind worden verspreid en nieuwe planten kunnen infecteren. Door de infectie groeit de schimmel in de waardplant en ontstaan er op de bovenzijde van de bladeren gele spermogonia met spermatiën en
reproductieve hyfen. Wanneer een receptieve hyfe in het spermogonium
bevrucht wordt door een spermatium met een ander paringstype
("geslacht") worden er op de bladstelen of de bladnerven van de
geïnfecteerde plant feloranje aecia gevormd (tweezijdig, maar vooral aan de onderkant van de bladeren). Hierin worden aeciosporen gevormd, die door de wind worden verspreid en waardoor nieuwe gastheren geïnfecteerd kunnen worden. Door een infectie met aeciosporen ontstaat de volgende generatie van de schimmel, die citroengele tot oranje, ronde uredinia produceert, aan de onderzijde van de bladeren (8). In deze uredinia worden urediniosporen gevormd die de parasiet nog verder verspreiden, tot aan het eind van het groeiseizoen. Bij
de meeste roesten is er tijdens de levenscyclus sprake van
meerdere (tussen)gastheren, maar bij de moerasspirearoest verschijnen
zowel de aecia als de uredinia en de telia op de moerasspirea-plant (1,5,10). Triphragmium ulmariae komt
binnen Europa voor van het zuiden van Spanje tot aan het noorden
van Scandinavië (in Noorwegen tot de 69,5° breedtegraad). De
parasiet is in Azië wijdverbreid, hij komt voor in Siberië, China,
Taiwan, en Japan (10). Bovendien is hij bekend uit Noord Amerika (9). De foto's op deze pagina laten een blad en een
bladsteel van een geïnfecteerde plant met aecia
zien. Moerasspirearoest op de archipel van eilandjes voor de oostkust
van Zweden was het onderwerp van een onderzoek met een looptijd van
meer dan dertig jaar (1-3, 6-7, 11-12). Tijdens dit onderzoek werd de
invloed van allerlei factoren op het voorkomen van de parasiet
uitvoerig bestudeerd. De gemiddelde jaartemperatuur bleek een zeer
belangrijke factor te zijn: ten gevolge van het warmer worden van het
klimaat nam het relatieve aantal infecties af (2,11,12).
Eetbaarheid/nut
De sporenvormende structuren van de moerasspirearoest zijn voor mensen niet eetbaar. De feloranje kleur van de aecia wordt veroorzaakt door caroteenachtige pigmenten (4).
Naam
De soortnaam ulmariae betekent "van de op Ulmus (=de iep) gelijkende" - de deelblaadjes van het blad van de moerasspirea lijken op iepenbladeren. De genusnaam Triphragmium
betekent: "met drie scheidingswanden". Deze naam heeft vermoedelijk
betrekking op de in een driehoek gerangschikte driecellige teliosporen van dit geslacht.
Waar gevonden
Op
onze wandelingen in Zuidhorn hebben wij moerasspirearoest een aantal
keren in oevervegetaties aangetroffen: bij de vijver aan het
eind van de Dreesstraat, en bij de waterloop rond het eilandje
Waterschapsheuvel, dat in de volksmond bekend staat als "de
konijnenbult".
Literatuur
1. Burdon JJ, Ericson L, Müller WJ (1995) Temporal and spatial changes in a metapopulation of the rust pathogen Triphragmium ulmariae and its host, Filipendula ulmaria. J Ecol 83:979-989.
2. Burdon JJ, Zhan J (2020) Climate change and disease in plant communities. PLoS Biol 18:e3000949.
3. Ericson L, Burdon JJ, Müller WJ (2002) The rust pathogen Triphragmium ulmariae as a selective force affecting its host, Filipendula ulmaria. J Ecol 90:167-178.
4. Goodwin TW (1952) Fungal carotenoids. Bot Rev 18:291-316.
5.
Smith P (no date) Rust fungi. Document (PDF of Power Point
presentation) on pdfs.semanticscholar.org [University of Southampton,
UK].
6. Smith DL, Ericson L, Burdon JJ (2003) Epidemiological patterns at multiple spatial scales: an 11-year study of a Triphragmium ulmariae-Filipendula ulmaria metapopulation. J Ecol 91:890-903.
7.
Smith DL, Ericson L, Burdon JJ (2011) Co-evolutionary hot and cold
spots of selective pressure move in space and time. J Ecol 99:634-641.
8. Triphragmium ulmariae (de Candolle) Link, 1825 - moerasspiraearoest. Document op bladmineerders.nl.
9. Triphragmium ulmariae. Rouille de la reine des prés. Document op fr.wikipedia.org.
10. Triphragmium ulmariae. Document op pl.wikipedia.org.
11.
Zhan J, Ericson L, Burdon JJ (2018) Climate change accelerates local
disease extinction rates in a long-term wild host-pathogen association.
Global Change Biology 24:3526-3536.
12. Zhan J, Ericson L,
González-Jiménez J, Burdon JJ (2020) Disease influences host population
growth rates in a natural wild plant-pathogen association over a
30-year period. J Ecol 110:173-184.
Terug naar de soortenlijst