Paarse knoopzwam (Ascocoryne sarcoides)
De
paarse knoopzwam is een algemeen voorkomende paddenstoel op
dood, rottend hout van zowel loof- (5,7,10) als naaldbomen
(2,4,9). Aanvankelijk zijn
de vruchtlichamen bolvormig,
zittend of met een heel korte steel aan het substraat gehecht, later
spreiden ze zich uit en krijgen een onregelmatige kussenvorm met
een deuk in het midden (8). Paarse knoopzwammen zijn maximaal 3
cm groot, maar groeien vaak bijeen in groepen die flinke
afmetingen kunnen krijgen. Vanwege deze groeivorm en vanwege zijn
paarse kleur is de paddenstoel bij vochtig weer opvallend, maar
wanneer de "knoopjes" uitdrogen verschrompelen ze en worden zwart.
In die toestand kan de soort gemakkelijk over het hoofd worden
gezien (8).
Naam
De genusnaam Ascocoryne is afgeleid van het voorvoegsel asco- en het Griekse woord koroonee,
dat "haakje" of "ring" betekent. De sporen van de knoopzwam worden
gevormd in asci, bovenop het ringvormige vruchtlichaam. De soortsnaam
sarcoides betekent "op vlees gelijkend". De nauw verwante soort Ascocoryne cylichnium, die ook in Nederland voorkomt, kan alleen op grond van de grootte van de sporen, dus door
microscopisch onderzoek, van de paarse knoopzwam worden onderscheiden.
Eetbaarheid/Nut
Paarse
knoopzwammen zijn niet eetbaar. Biotechnologen
hebben belangstelling voor het mycelium van de paddenstoel omdat
dit tijdens de afbraak van hout vluchtige organische stoffen kan
vormen. Wellicht kan dit ooit tot grootschalige productie van
"myco-diesel" leiden! (3,6).
Waar gevonden
We
hebben paarse knoopzwammen gevonden op dode stobben in de
zuidwesthoek van
het Smitpark en in de houtsingels die de sportvelden omgeven. Ook zagen
we de paddenstoel op een liggende stam van een loofboom op de wierde
van Godlinze (Gr.).
Literatuur
1. Ascocoryne sarcoides. Document op en.wikipedia.org.
2. Etheridge
DE (1970) Ascocoryne sarcoides (Jacq. ex Gray) Groves and Wilson and
its association with decay of conifers. Bull Rech Forest Univ
Laval 13: 19-26.
3. Griffin MA, Spakowicz DJ, Gianoulis TA, Strobel SA
(2010) Volatile organic compound production by organisms in the genus
Ascocoryne and a re-evaluation of myco-diesel production by NRRL 50072.
Microbiology 156:3814–3829.
4. Honold A, Oberwinkler F (1999) Sukzession
saprophytischer und parasitischer Pilze im Fichtentotholz von
Sturmwurfflächen. Programm Lebensgrundlage Umwelt und ihre Sicherung
(BWPLUS) PAÖ N 97 003, Universität Tübingen.
5. Irsénaite R, Kutorga E (2006) Diversity of fungi on decaying common oak coarse woody debris. Ekologia 4:22-30.
6. Kramer R, Abraham WR (2012) Volatile sesquiterpenes from fungi: what are they good for? Phytochem Rev 11:15-37.
7. Pavlidis
T, Ilieva M, Bencheva S, Stancheva J (2005) Researches on
wood-destroying fungi division Ascomyceta, classis Ascomycetes. Proc
Nat Sci Matica Srpska Novi Sad 109:143-148.
8. Purple Jellydisc fungus. Document op first-nature.com.
9. Roll-Hansen F, Roll-Hansen H (1979) Ascocoryne species in living stems of Picea species. Eur J For Path 1979:275-280.
10. Winter
S, Flade M, Schumacher H, Kerstan E, Möller G (2005) The importance of
near-natural stand structures for the biocoenosis of lowland beech
forests. For Snow Landsc Res 79:127-244.
Terug naar de soortenlijst