Paarsharttrechtertje (Rickenella swartzii)



Het
paarsharttrechtertje is een kleine paddenstoel (doorsnee van de hoed 1
cm of minder) die op zonnige, grazige plaatsen groeit tussen mos (6). Het
mycelium wordt beschouwd als een parasiet van bladmossen (3), maar
kan mogelijk ook als saprofiet leven op mosweefsel dat al is
afgestorven. De soort is te vinden in bossen, parken,
wegbermen en
tuinen (1). Hij is bestand tegen begrazing en gedijt in
omgevingen die sterk door menselijke landbouw en veeteelt zijn
beïnvloed (4). In zeldzame gevallen kan hij zelfs op bemoste stenen en
betonnen muren worden aangetroffen (5). In jonge toestand is de
hoed van de paddenstoel
bol, maar deze spreidt zich spoedig uit waarbij een centrale
indeuking ontstaat, zodat het vruchtlichaam een trechtervorm krijgt.
Het centrum van de hoed is paarsbruin, de rand bleker van kleur.
De plaatjes aan de onderzijde lopen af langs de steel. Ze zijn
aanvankelijk vuilwit en kunnen bij veroudering bleekgeel worden.
De
steel is in verhouding tot de hoed erg lang en fijn behaard, bovenaan
donkerbruin van kleur, onderaan lichter, en vertoont vaak lila tinten.
Naam
Het geslacht Rickenella is
genoemd naar Adalbert Ricken (1851-1921), een
rooms-katholiek priester uit Duitsland die allerlei boeken over paddenstoelen heeft
geschreven (o.a. het "Vademecum für Pilzfreunde" en "Die Blatterpilze
Deutschlands und der angrenzenden Länder, besonders Oesterreichs und
der Schweiz"). De soortnaam swartzii
is een eerbetoon aan een mycoloog met de naam Swartz, mogelijk
Jacob Hyams Swartz, schrijver van het boek "Elements of Medical
Mycology". Volgens recente moleculair-biologische inzichten mag
het paarsharttrechtertje niet langer tot de ridderzwamfamilie worden gerekend, maar is
het verwant met korsten en houtzwammen en moet worden geplaatst in de
orde van de Hymenochaetales (7).
Dat is wel merkwaardig want waar het de uiterlijke kenmerken betreft
bestaat er tussen deze paddenstoelen geen enkele overeenkomst. Het paarsharttrechtertje kan in het veld worden verward met het roodbruin trechtertje (Omphalina pyxidata) en het gewoon veentrechtertje (Phytoconis ericetorum), maar bij deze trechtertjes ontbreekt het paarse hoedcentrum (2).
Eetbaarheid/nut
Of
paarsharttrechtertjes eetbaar zijn, is niet bekend. De paddenstoeltjes
zijn bovendien veel te klein om door mensen te worden gegeten.
Waar gevonden
We
hebben paarsharttrechtertjes gevonden in het parkje bij de
driesprong Van Houtenstraat-Westergast-Boslaan. De paddenstoeltjes bevonden zich op een grazig, glooiende
talud tussen een verhard wandelpad en een vijver, aan de zuidkant van de
vijver. Ze stonden tussen haakmos (Rhytidiadelphus squarrosus).
Literatuur
1. Bresinsky A, Schötz A (2006) Behaviour in cultures and habitat requirements of species within the genera Loreleia and Rickenella (Agaricales). Acta Mycol 41:189-208.
2. Castellano MA, Cazares E, Fondrick B, Dreisbach T (2003) Rickenella swartzii
(Fr.) Kuyper. In: Handbook to Additional Fungal Species of Special
Concern in the Northwest Forest Plan. General Technical Report
PNW-GTR-572, United States Department of Agriculture, p.S3-97.
3. Heftelnabelinge. Document op de.wikipedia.org.
4.
Mustola K (2012) The effect of grazing history on fungal diversity in
broadleaved wood pastures. M.Sc. Thesis, University of Jyväskylä,
Department of Biological and Environmental Science, Ecology and
Environmental Management. Jyväskylä, Finland.
5. Pérez JC. Rickenella swartzii (Tricholomatales). Document op fungipedia.es.
6. Tanchaud P. Rickenella swartzii (Fr.:Fr.) Kuyper. Document op mycocharentes.fr.
7. Vellinga EC (2008) Het lot van de ridderzwamfamilie in het moleculaire tijdperk. Coolia 51:77-81.
Terug naar de soortenlijst