Peperboleet (Chalciporus piperatus)



De
peperboleet is een relatief kleine boletensoort (hoeddiameter 2 tot 8
centimeter) met een slank voorkomen. De poriën aan de onderzijde zijn groot en
hoekig, de poriënlaag heeft een opvallende oranjebruine kleur, en het vlees van
de hoed heeft - vooral na enig kauwen - een peperachtige smaak (2). De
bovenzijde van de hoed van volgroeide exemplaren is glad, glanzend en
geeloranje tot kaneelbruin van kleur. De
steel van de paddenstoel is 3 tot 7 cm lang, 0.5 tot 1.5 cm dik en dikwijls
voorzien van ondiepe lengtegroeven. In Nederland worden peperboleten meestal
gevonden in schrale wegbermen en lanen,
maar in het buitenland groeien ze vooral in loof- en gemengd bos (2). De peperboleet
wordt beschouwd als een mycorrhizasymbiont van verschillende loofbomen (berk,
beuk, eik), in zeldzame gevallen ook van sparren. Sinds kort vermoedt men
echter dat de paddenstoel in werkelijkheid parasiteert op het mycelium van de
vliegenzwam (Amanita muscaria), en
alleen om die reden bij de genoemde boomsoorten voorkomt (4).
Naam
De
soortnaam piperatus betekent
"peperig" (2). Chalciporus betekent "met
koperkleurige poriën", dit heeft uiteraard betrekking op de onderzijde van
de hoed. Boletus piperatus en Suillus piperatus zijn synoniemen van Chalciporus piperatus. In Noord Amerika
komt behalve de peperboleet zelf ook een nauw verwante soort voor, Chalciporus piperatoides, die in alle
opzichten op de peperboleet lijkt (1,5). Maar zijn poriën verkleuren blauw bij
druk of beschadiging, terwijl dit effect bij de echte peperboleet niet
optreedt. Daar worden de poriën hooguit iets bruiner (4).
Eetbaarheid/nut
Over
de eetbaarheid van de peperboleet lopen de meningen uiteen: volgens velen is
hij oneetbaar vanwege zijn scherpe smaak. Volgens anderen is hij daarom juist geschikt om in kleine
hoeveelheden in een gemengde
paddenstoelenschotel te worden opgenomen (4,7).
Dat laatste is twijfelachtig, want de peperige smaak verdwijnt zowel bij
het drogen als het koken (7). Van de paddenstoel is bekend dat hij het element
antimoon tot zeer hoge concentraties in zijn vruchtlichamen kan ophopen (4).
Pigmenten uit de peperboleet kunnen als kleurstof worden gebruikt om wol of
textiel te verven. Afhankelijk van het ion dat gebruikt wordt om de kleurstof
aan het weefsel te laten hechten, kunnen er daarbij gele, oranje of bruingroene
tinten ontstaan (4). De scherpe smaak van de paddenstoel wordt veroorzaakt door
de aanwezigheid van chalciporon en chalciporyl propionaat, chemische
verbindingen waarvan de structuur en de biosynthese zijn opgehelderd (3,9).
Deze stoffen fungeren vermoedelijk als een afweermiddel van de paddenstoel
tegen vraat (9). De roodachtige tinten van het vruchtlichaam worden evenals bij
vele andere boleten veroorzaakt door de stof variegatorubine, een afbraakproduct van 3,3’,4,4’-tetrahydroxypulvinezuur (6). De
gele tinten berusten op de aanwezigheid van sclerocitrine,
een verbinding die zijn naam ontleent aan het feit dat hij voor het eerst werd
aangetroffen in de gele aardappelbovist (Scleroderma
citrinum) (10).
Waar
gevonden
Peperboleten
verschijnen in het najaar dikwijls in de oostberm van de Wilhelminalaan (onder
beuken) en ten zuidwesten van de kruising Hanckemalaan-Gast (onder eiken).
Inderdaad, zoals ook anderen hebben opgemerkt (8), op plaatsen waar ook
vliegenzwammen voorkomen.
Literatuur
1. Baroni TJ, Both EE (1991) Chalciporus piperatoides in North America. Mycologia 83:559-564.
2. Chalciporus piperatus (Bull.) Bataille - Peppery Bolete. Webdocument op www.first-nature.com.
3. Liu JK (2005) N-containing compounds of macromycetes. Chemical Reviews 105:2723-2744.
4. Milburn J a.o. Chalciporus piperatus. Webdocument op en.wikipedia.org.
5. Murrill WA (1909) The Boletaceae of North America II. Mycologia 1:140-158.
6. Nelsen SF (2010) Bluing components and other pigments of boletes. Fungi 3:11-14.
7. Pfeffer-Röhrling. Webdocument op de.wikipedia.org.
8. Simpson LW (1977) The toadstools of Sherwood forest golf course. Bull Br mycol Soc 11:36-39.
9. Spiteller P (2008) Chemical defense strategies of higher fungi. Chem Eur J 14:9100-9110.
10.
Winner M, Giménez A, Schmidt H, Sontag B, Steffan B, Steglich W (2004)
Ungewöhnliche Pulvinsäure-Dimere aus Kartoffelbovist (Scleroderma citrinum) und Pfefferröhrling (Chalciporus piperatus). Angew Chem 116:1919-1922.
Terug naar de soortenlijst