Reuzenbovist (Calvatia gigantea)
De reuzenbovist is de
grootste stuifzwamsoort in Nederland. De vruchtlichamen worden
meestal zo groot als een voetbal, maar kunnen in zeldzame gevallen
een doorsnee van 50 tot 70 centimeter krijgen (11,15). De paddenstoel verschijnt in de nazomer
op grazige plaatsen: in wegbermen, weiden, oude boomgaarden en open
bossen. Meerdere exemplaren kunnen bijeengroeien in groepjes of
in grote
heksenkringen, met een diameter van tien meter of meer. De soort lijkt een voorkeur te
hebben voor voedselrijke, ruderale standplaatsen, zoals plekken waar
plantenafval wordt neergegooid, en waar distels of brandnetels
opschieten (5). De paddenstoel is aanvankelijk wit, maar bij het ouder worden verkleurt het sporenvormende
weefsel van wit via groenachtig naar bruin. De gladde
buitenzijde van het vruchtlichaam krijgt daarbij ook een bruine tint (11).
Naam
De genusnaam Calvatia is afgeleid van het Latijnse woord calva, dat "kaal" betekent. Een bovist lijkt op een kale schedel. De soortnaam gigantea betekent "reusachtig". Langermannia gigantea en Lycoperdon giganteum zijn synoniemen van Calvatia gigantea. Het
aantal
sporen in
een reuzenbovist van 38.5 × 37 × 22.5 cm is onlangs vastgesteld: het waren er 5 biljoen,
d.w.z. een 5 gevolgd door 12 nullen ! (9). Het kiemingspercentage en de
slaagkans van de sporen zijn onder natuurlijke omstandigheden dan ook bijzonder klein (2,3).
Toch is het mogelijk gebleken om reuzenbovisten in grasland
uit te zaaien en te kweken (6). Omdat het sporenvormende weefsel van de reuzenbovist zich op een andere
manier ontwikkelt dan het weefsel van andere bovisten, zijn
sommige mycologen van mening dat de reuzenbovist in een afzonderlijk genus geplaatst behoort te worden. Als naam voor dat genus is Langermannia voorgesteld (7). De synonieme naam Langermannia gigantea
werd al in 1839 aan de reuzenbovist toegekend door Friedrich Wilhelm
Gottlieb Rostkovius (1770-1848), een Duitse arts en mycoloog. Met de
genusnaam Langermannia wilde hij de Duitse psychiater Johann Gottfried
Langermann (1768-1832) eren.
Eetbaarheid/nut
In
jonge toestand, wanneer het inwendige van de paddenstoel nog volkomen
wit is, zijn reuzenbovisten eetbaar - maar niet erg smakelijk. Ze
moeten in plakken worden gesneden
en grondig worden verhit door ze te bakken (5,12,15). Bovisten die langs wegen of op vervuilde
grond staan kan men toch maar beter niet verzamelen, want het mycelium kan zware
metalen in zijn vruchtlichamen ophopen (14). De paddenstoel bevat
calvacine, een glycoproteïne met antitumor-eigenschappen (1,4,13).
Vanwege een sterke immuunrespons van zoogdieren op
dit eiwit en ernstige bijwerkngen kan calvacine
echter niet als cytostaticum worden
toegepast (16). In vroeger tijden werden reuzenbovisten voor allerlei
doeleinden gebruikt. De paddenstoel werd in dunne velletjes gesneden en
op wonden aangebracht om bloed te stelpen (10). Gedroogd gleba-weefsel werd toegepast als tondel om vuur te maken, en halfdroog
weefsel als
rookgenerator waarmee imkers hun bijen konden kalmeren (5,15).
Reuzenbovisten
werden al vermeld in de derde eeuw voor Christus, door de Griekse
schrijver Theophrastus, die ze aanduidde met de naam pezis
(10). De samenstelling van geurstoffen (alcoholen, aldehyden, ketonen, en esters) in de
paddenstoel is in een
recent onderzoek vastgesteld (8).
Waar gevonden
Wij
hebben reuzenbovisten gevonden in de bermen van de Zuiderweg, waar het fietspad naar Den Horn op deze weg
uitkomt. Zeer grote exemplaren van de paddenstoel stonden ook eens in Noordhorn, in een weiland langs het Van Starkenborghkanaal
Noordzijde.
Literatuur
1. Beneke ES (1963) Calvatia, calvacin and cancer. Mycologia 55:257-270.
2. Bulmer GS, Beneke ES (1961) Studies on Calvatia gigantea I. Germination of the basidiospores. Mycologia 53:123-136.
3. Bulmer GS, Beneke ES (1962) Studies on Calvatia gigantea II. Factors affecting basidiospore germination. Mycologia 54:34-43.
4. Bulmer GS, Beneke ES, Stevens JA (1962) Studies on Calvatia gigantea III. Antitumor substances produced by mycelium from germinated spores and parent basidiocarps. Mycologia 54:621-625.
5. Calvatia gigantea (Batsch) Lloyd - Giant Puffball. Document op first-nature.com.
6. Gryndler M, Borovicka J, Gryndlerova H, Gryndler E (2008) Fructification of Langermannia gigantea in artificially inoculated field soil. Czech Mycol 60:231-242.
7. Gube M (2007) The gleba development of Langermannia gigantea
(Batsch: Pers.) Rostk. (Basidiomycetes) compared to
other Lycoperdaceae, and some systematic implications. Mycologia
99:396-405.
8. Leffingwell JC, Alford ED (2011) Volatile constituents of the giant puffball mushroom (Calvatia gigantea). Leffingwell Reports 4:1-17.
9. Li DW (2011) Five trillion basidiospores in a fruiting body of Calvatia gigantea. Mycosphere 2:457-462.
10. Molitoris HP (2002) Pilze in Medizin, Folklore und Religion. Feddes Rep 113:165-182.
11. Reuzenbovist Langermannia gigantea (Batsch: Pers.) Rostk. Document op mycologia.be.
12. Rockefeller A a.o. Calvatia gigantea. Document op en.wikipedia.org.
13.
Roland JF, Chmielewicz ZF, Weiner BA, Gross AM, Bohning AP, Luck JV,
Bardos TJ, Reilly HC, Sugiura K, Stock CC, Lucas EH, Byerrum RU,
Stevens JA (1960) Calvacin: A new antitumor agent. Science, 23
December, 1897.
14. Schmitt JA, Meisch HU, Reinle W (1978) Schwermetalle in höheren PIlzen IV. Silber. Z Naturforsch 33c:608-615.
15. Stember F u.Ä. Riesenbovist. Document op de.wikipedia.org.
16.
Sternberg SS, Philips FS, Cronin AP, Sodergren JE, Vidal PM (1963)
Toxicological studies of calvacin. Cancer Res 23:1036-1044.
Terug naar de soortenlijst