Rond schaduwmos (Phaeophyscia orbicularis)
Rond schaduwmos op boomRond schaduwmos op steen
Rond schaduwmos is een grijs tot bruin, bladvormig korstmos met randlippen die tot 3 mm breed kunnen worden. Het thallus wordt doorgaans niet erg groot (3 –4 cm of kleiner), ligt dicht tegen het substraat aan en heeft een zwarte onderzijde met veel rhizinen. Aan de rand van het korstmos steken de puntjes van deze rhizinen witachtig uit. Op de bovenkant zijn vaak ronde, witachtige tot donkergrijze soralen aanwezig, maar de donkergekleurde,komvormige apotheciën van de schimmel met een grijswitte rand zijn zeldzaam. Bij de soralen en op plekken waar de schors van het thallus beschadigd is, kan er een oranje pigment zichtbaar worden (7) dat skyrine heet (9). Wanneer rond schaduwmos goed ontwikkeld is, heeft het de vorm van een rozet, maar dikwijls is de vorm onregelmatig. Het is dan moeilijk op naam te brengen. De soort groeit op de bast van loofbomen (vooral populieren, wilgen en iepen) en op allerlei gesteente (vooral beton en golfplaten daken) (5,6). De fotobiont in dit korstmos is de alg Trebouxia impressa (1-3). De thalli bevatten plantenstoffen met een fenolische structuur: atranorine en ß-orcinolcarbonzuurmethylester (4). Rond schaduwmos is stikstofminnend (6,7,9,10) en behoort tot de korstmossoorten die luchtvervuiling het best verdragen, samen met kapjesvingermos (Physcia adscendens) en bosschotelkorst (Lecanora argentata) (8). De schimmel Arthonia phaeophysciae parasiteert op rond schaduwmos (9).

Naam

De soortnaam orbicularis is afgeleid van het Latijnse verkleinwoord orbiculus (“rondje”) en betekent “rond van vorm”. De genusnaam Phaeophyscia betekent “bruine Physcia”.

Waar gevonden

Wij hebben goed ontwikkelde thalli van rond schaduwmos gevonden op de stam van een Gelderse roos (Viburnum opulus) op het terrein van de gasopslag in Grijpskerk, en op een groot blok natuursteen (graniet?) dat is neergelegd bij vogelkijkhut De Stins in de Marumerlage (bij Marum).

Literatuur

1. Beck A, Friedl T, Rambold G (1998) Selectivity of photobiont choice in a defined lichen community: inferences from cultural and molecular studies. New Phytol 139:709-720.
2. Beck A, Koop HU (2001) Analysis of the photobiont population in lichens using a single-cell manipulator. Symbiosis 31:57-67.
3. Dahlkild Å, Källersjö M, Lohtander K, Tehler A (2001) Photobiont diversity in the Physciaceae (Lecanorales). Bryologist 104:527-536.
4. Huneck S, Schmidt J (2006) Phenolische Verbindungen einiger Flechten aus der Familie Physciaceae. Herzogia 19:199-203.
5. Kirschbaum U. Auswahl in Städten vorkommender Flechtenarten. Document op www.thm.de/lse/ulrich-kirschbaum.
6. Maas Geesteranus RA (1952) Revision of the lichens of the Netherlands II. Physciaceae. Blumea 7:205-287.
7. Silverside AJ (2013) Phaeophyscia orbicularis (Neck.) Moberg. Document op lastdragon.org.
8. Stamenkovic S, Cvijan M (2003) Bioindication of air pollution in Nis by using epiphytic lichens. Arch Biol Sci Belgrade 55:133-140.
9. Stapper NJ (2021) Phaeophyscia orbicularis—Kreisförmige Schwielenflechte (Physciaceae), Stadtpflanze des Jahres 2021. Document op www.botanik-bochum.de.
10. Van Herk CM (1999) Mapping of ammonia pollution with epiphytic lichens in The Netherlands. Lichenologist 31:9-20.

Terug naar de soortenlijst