Het rossig buiskussen is de
sporenvormende structuur van een slijmschimmel, en feitelijk dus geen
paddenstoel. Hoewel buiskussens op rottend hout verschijnen, is er niet zoals
bij paddenstoelen een grote massa van schimmeldraden (hyfen) in het hout
aanwezig. Uit de sporen van slijmschimmels ontstaan amoeben die fuseren tot plasmodia (meercellige organismen
waarbij de cellen niet door wanden van elkaar zijn gescheiden). Zulke plasmodia
kunnen zich over het substraat voortbewegen en zich voeden met bacteriën,
protozoa, sporen van schimmels, mossen en varens. Wanneer de hoeveelheid
voedsel beperkend wordt, veranderen de plasmodia in een sporenvormende
structuur (3). Bij het rossig buiskussen bestaat die uit een grote groep van
ongesteelde sporangia die tegen elkaar aangedrukt zijn. De individuele
sporangia zijn enkele tienden van millimeters in diameter en 3 tot 5 millimeter
hoog. De hele groep kan 15 cm groot worden, maar blijft meestal
kleiner. Zo'n groep wordt een pseudoaethalium
genoemd. In jonge toestand is het helder roze tot oranje van kleur, later wordt
het grauwbruin (2). Bij een inventarisatie van bossen in de Karpaten en in
Centraal Polen vond men het rossig buiskussen vooral op dood beukenhout (1,9),
bij een inventarisatie van bossen in de Oekraïne ook op hout van eiken,
platanen en ratelpopulieren (8). De slijmzwam heeft een voorkeur voor dood hout
dat al behoorlijk ver is vergaan en met mos is bedekt (8,9).
Naam
Eetbaarheid/nut
Literatuur
1. Dudka IO, Leontyev DV (2011)
Myxomycetes in virgin forests of Carpathian biosphere reserve. Studia Biologica
5:45-56.
2. Graubart L (2014) Ein oranger
Schleimpilz und seine Entwicklung (Tubifera
ferruginosa). Webdocument op www.pilzforum.eu.
3. Hoppe T (2009) Untersuchungen zur
Entwicklungsphysiologie und molekularen Phylogenetik ausgewählter Vertreter der
Myxomyceten und zur Photosynthese fähiger Eugleniden (Organismenreich Protoctista). Dissertation Universität Kassel,
Kassel University Press.
4. Hoppe T, Kutschera U (2014)
Chromosome numbers in representative myxomycetes: a cytogenetic study. Mycol
Progress 13:189-192.
5. Ippongi Y, Ohtsuki T, Toume K,
Arai MA, Yamamoto Y, Ishibashi M (2011)Tubiferic acid, a new 9,10-secocycloartane triterpenoid acid isolated
from the Myxomycete Tubulifera
arachnoidea. Chem Pharm Bull 59:279-281.
6.
Lado C (2011) The nomenclatural status of the genus Tubifera (Myxomycetes). Taxon 60:221-222.
7.
Leontyev DV, Fefelov KA (2009) Tubulifera
applanata, a new Myxomycete species from Eastern Europe and Northern Asia.
Bol Soc Micol Madrid 33:115-127.
8.
Leontyev DV (2010) Plant community preferences of some Myxomycete species in
Gomolsha forests (Ukraine). Nauka i Studia 4:14-24.
9.
Slusarczyk D (2010) Some observations of slime moulds on wood and litter in
beech forests. Acta
Mycol 45:239-246.
10. Tubifera ferruginosa. Webdocument op de.wikipedia.org.
11.
Wrigley de Basanta D, Lado C (2005) A taxonomic evaluation of the stipitate Licea species. Fungal Diversity 20:261-314.