Vroege leemhoed (Agrocybe praecox)



De
vroege leemhoed is een algemeen voorkomende paddenstoel.
Hij verschijnt dikwijls in
grazige wegbermen, op houtsnippers, afgevallen takjes of naalden,
stro en zaagsel (3,8). Het is een van de eerste paddenstoelsoorten die op pas
ontgonnen, omgewerkte en met gras ingezaaide grond kunnen
verschijnen
(11). Het was ook een van de eerste soorten die het nieuw ontstane
vulkanische eiland Surtsey wisten te koloniseren, nadat de
basaltachtige lava voldoende was verweerd (11). De
zwam leeft van de afbraak van dood plantaardig materiaal (1,5,7). Zijn
vermogen om lignine af te breken berust voornamelijk
op expressie van het enzym mangaanperoxidase (4,7,9).
De
hoed van de paddenstoel kan een diameter van 8 centimeter
bereiken. De bovenzijde is glad, bij vochtig weer geelbruin en bij
droog weer beige van kleur. De plaatjes aan de onderzijde zijn
aanvankelijk wit, om naar donkerbruin te verkleuren wanneer
de sporen rijpen. De steel is stevig, tot 1 centimeter dik, en
voorzien van een broze ring (zie foto links). Bij oudere exemplaren kan
die tot een klein restantje zijn verschrompeld (zie foto rechts).
Aan de steelbasis zijn dikwijls myceliumstrengen
zichtbaar. Het mycelium is in staat om twee maanden van
bevriezing te overleven
(6).
Naam
Agrocybe gibberosa is een synoniem van Agrocybe praecox (1). De soortnaam praecox
betekent "vroeg", en heeft betrekking op het feit dat de
vruchtlichamen dikwijls al in het voorjaar verschijnen (1). De
genusnaam Agrocybe
betekent "veld-hoofd" . De bovenzijde van de hoed heeft de kleur
van
leem of zand, dus van een onbeplante akker. Toen we de paddenstoel
ontdekten, meenden we vanwege de barstjes in het hoedoppervlak
aanvankelijk dat we de barstende leemhoed (Agrocybe dura) hadden gezien. Uit microscopisch onderzoek bleek echter dat het om oude
exemplaren van de vroege leemhoed ging, waarvan de hoed vanwege de droogte in april
gebarsten was. De snede van de lamellen was niet steriel, en
de sporen waren 8-10 x 5-6 µ groot en voorzien van een kiempore
van 1-1.5 µ.
Eetbaarheid/nut
De
vroege leemhoed wordt beschouwd als een eetbare soort, maar vanwege de
bittere en meelachtige smaak kunnen de meeste mensen hem niet waarderen
(1,7). Bovendien bestaat er kans op verwisseling met giftige paddenstoelsoorten, zoals de giftige weidetrechterzwam (Clitocybe rivulosa), de bleke veldtrechterzwam (Clitocybe agrestis), de kleine bostrechterzwam (Clitocybe candicans) , de grote bostrechterzwam (Clitocybe phyllophila), en de okergele stropharia (Stropharia coronilla) (7). Het mycelium van de vroege leemhoed is in staat om het plantenhormoon abscisinezuur
te vormen en uit te scheiden (10). Welke functie dit hormoon precies
vervult, is niet duidelijk. Mogelijk onderdrukt het de groei van
planten in de omgeving zodat de concurrentiepositie van de leemhoed
wordt verbeterd (10). De paddenstoel produceert ook andere chemische
stoffen die de groei van vaatplanten afremmen, en agrocybynes worden genoemd (2).
Waar gevonden
We
hebben een aantal exemplaren van de vroege leemhoed aangetroffen op het talud van de spoorbaan
Groningen-Leeuwarden, bij de spoorwegovergang
van de Gast (op de zuidhelling van het spoor). De paddenstoelen waren
daar in het vroege voorjaar tussen de basaltkeien opgeschoten, naast de treinrails. Tussen de basaltkeien lag strooisel van eiken
en coniferen dat vermoedelijk als voedselbron fungeerde.
Literatuur
1. Agrocybe praecox. Webdocument op en.wikipedia.org.
2.
Fushimi K, Anzai K, Tokuyama S, Kiriiwa Y, Matsumoto N, Sekiya A,
Hashizume D, Nagasawa K, Hirai H, Kawagishi H (2012) Agrocybynes
A-E from the culture broth of Agrocybe praecox. Tetrahedron 68:1262-1265.
3.
Gramss G (2010) The universe of basidiomycetous ground fungi. In:
Méndez-Vilas A (ed.) Current Research, Technology and Education Topics
in Applied Microbiology and Microbial Technology, Vol.1. Formatex
Research Center, Badajoz, p.218-229.
4.
Hildén K, Mäkelä MR, Steffen KT, Hofrichter M, Hatakka A, Archer DB,
Lundell TK (2014) Biochemical and molecular characterization of an
atypical manganese peroxidase of the litter-decomposing fungus Agrocybe praecox. Fungal Genetics and Biology 72:131-136.
5. Kuo M (2006) The Agrocybe praecox cluster. Webdocument op www.mushroomexpert.com.
6.
Moser M (1958) Der Einfluß tiefer Temperaturen auf das Wachstum und die
Lebenstätigkeit höherer Pilze mit spezieller Berücksichtigung von
Mykorrhizapilzen. Sydowia 12:386-399.
7. Raschka A u.Ä. Früher Äckerling. Webdocument op de.wikipedia.org.
8. Shaw PJA, Butlin J, Kibby G (2004) Fungi of ornamental woodchips in Surrey. Mycologist 18:12-15.
9.
Steffen KT, Hofrichter M, Hatakka A (2002) Purification and
characterization of manganese peroxidases from the litter-decomposing
basidiomycetes Agrocybe praecox and Stropharia coronilla. Enzyme and Microbial Technology 30:550-555.
10.
Tsavkelova EA, Klimova SY, Cherdyntseva TA, Netrusov AI (2006)
Hormones and hormone-like substances of microorganisms: A review.
Appl Biochem Microbiol 42:229-235.
11. Watling R (1988) Larger fungi and some of earth's major catastrophies. Proc R Soc Edinburgh 94B:49-59.
Terug naar de soortenlijst