Witte
schotelkorst (Lecanora
chlarotera)
Witte schotelkorst is een veel
voorkomend korstmos dat groeit op stammen en takken van loofbomen met
een min of meer gladde schors (vooral esdoorn, es, els, populier,
lijsterbes, berk, walnoot en eik). In zeldzame gevallen kan
het ook op oude bakstenen muren worden gevonden (1,9). Het thallus
is korstvormig en heldergrijs, maar kan soms bruinachtig of
groenig zijn verkleurd.
Apotheciën zijn meestal aanwezig, 0,5 tot 3 mm groot, en
bleekgeel tot kastanjebruin met een duidelijke, dikke, geschulpte of
gegolfde rand die dezelfde (witachtige) kleur heeft als het thallus. Ze
lijken op een miniatuur-uitvoering van bekerzwammen (4,12). Soralen of isidiën ontbreken
(6,7). De soort staat bekend als een karakteristieke kolonisator van
recent aangeplante, jonge bomen (11,12) en van opschot na snoei of
knotten (10). Hij heeft een voorkeur voor open terrein, en is daarom
vooral op wegbomen, laanbomen en tuinbomen te vinden (9). Volgens een
Engels onderzoek zit hij liever op berken dan op eiken en vooral
hogerop de stam (5). Witte schotelkorst is enigszins stikstofminnend
maar reageert negatief op zwaveldioxide (13). De structuur van
specifieke plantenstoffen in dit korstmos is vastgesteld (3,8).
Allerlei parasitaire schimmels kunnen de thalli van witte
schotelkorst infecteren (2,9,12).
Naam
Lecanora crassula, Lecanora
rugosa, Lecanora rugosella en Lecanora subfusca var.
rufa zijn synoniemen van Lecanora chlarotera
(8). De betekenis van de soortnaam chlarotera
is ons niet bekend. De genusnaam Lecanora (van lekanè en hora) betekent
“mooi schaaltje” of “mooi kommetje”, dit slaat op de apotheciën. Witte schotelkorst kan met een aantal andere Lecanora-soorten worden verward (14).
Waar
gevonden
We hebben witte schotelkorst op allerlei wegbomen aangetroffen, op heel
veel plaatsen.
Literatuur
1. Aptroot A, van Herk
CM, Sparrius LB (2000) Lichenen van het najaarsweekend op Terschelling
en enkele kerken in noordwest Friesland. Buxbaumiella 53:46-52.
2. Berger F, von
Brackel W (2011) Eine weitere Art von Phaeosporobolus auf
Lecanora chlarotera.
Herzogia 24: 351–356.
3. Follmann G, Huneck S
(1969) Mitteilungen über Flechteninhaltsstoffe. LXVIII. Zur Phytochemie
und Chemotaxonomie der Sammelgattung Lecanora.
Willdenowia 5:351-367.
4. Gefelderte
Krustenflechte, Helle Kuchenflechte. Document op www.123pilzsuche.de.
5. Harris GP (1971) The
ecology of corticolous lichens: 1. The zonation on oak and birch in
South Devon. J. Ecol 59:431-439.
6. Lecanora chlarotera.
Document op Association Française de Lichénologie,
www.afl-lichenologie.fr.
7. Lecanora chlarotera.
Document op Fungi and Lichens of Great Britain and Ireland,
fungi.myspecies.info.
8. Mahandru MM, Gilbert
OL (1979) Norgangaleoidin, a Dichlorodepsidone from Lecanora chlarotera.
Bryologist 82:292-295.
9. Malícek J (2014) A
revision of the epiphytic species of the Lecanora subfusca
group (Lecanoraceae,
Ascomycota) in the Czech Republic. Lichenologist
46:489-513.
10. Nascimbene J,
Marini L, Nimis PL (2007) Influence of forest management on epiphytic
lichens in a temperate beech forest of northern Italy. Forest Ecol
Management 247:43-47.
11. Øvstedal DO (1980)
Lichen communities on Alnus
incana in North Norway. Lichenologist 12:189-197.
12. Silverside AJ (2013) Lecanora chlarotera
Nyl. Document op lastdragon.org [Images of British Lichens]
13. Van Dobben HF, Ter
Braak CJF (1999) Ranking of epiphitic lichen sensitivity to air
pollution using survey data: A comparison of indicator scales.
Lichenologist 31:27-39.
14. Witte schotelkorst.
Document op waarneming.nl.
Terug naar de soortenlijst