Zilveren boomkussen (Reticularia lycoperdon)
![Boomkussen bij sportveld](P4020068detail.jpg)
![Boomkussen vooraanzicht](P4020066detail.jpg)
![Boomkussen vers](P1012643corr.jpg)
![Boomkussen rijp](P1012645corr.jpg)
Het
zilveren boomkussen (dat door sommige auteurs "boompuist" wordt
genoemd) is geen echte paddenstoel, maar het sporenvormende stadium van
een slijmschimmel. Boomkussens verschijnen meestal in het
voorjaar, vlak na de laatste nachtvorst (1), op rottend hout -
meestal rechtopstaande oude stronken van loofbomen, soms ook
op gevallen takken (2) en in zeldzame gevallen op dood hout van
naaldbomen (4). Uit de sporen van een slijmschimmel ontstaan vrij
bewegende amoeben. Deze amoeben versmelten tot een plasmodium,
een meercellig (beter gezegd: meerkernig) organisme waarbij de cellen
niet door wanden van elkaar gescheiden zijn (7,16). Zowel de amoeben
als het plasmodium kruipen rond over het substraat en voeden zich met gisten, sporen, schimmels, en bacteriën. Het plasmodium
van het zilveren buiskussen ziet eruit als een witte, slijmerige, korrelachtige
massa (11,16). Wanneer er voldoende reservevoedsel verzameld is,
ontwikkelt het zich tot een
sporenvormende structuur. In het geval van het zilveren boomkussen ziet
die eruit als een bolvormig of langwerpig kussen dat 5 tot 8 cm groot
kan worden, in enkele gevallen zelfs meer dan 10 cm (12,16). De buitenkant
heeft een zilveren glans en de textuur van papier. De binnenkant is
aanvankelijk wit en romig, maar wordt langzaam bruin, stoffig en
droog vanwege de rijping van de sporen. Het kussen scheurt uiteindelijk
open om de sporen vrij te laten (1,11),
die worden verspreid door de wind en de regen (6). Het kiemingsproces
van de sporen is onderzocht met de lichtmicroscoop. Er vormt zich een smalle,
gekartelde opening in de sporenwand waardoor de amoebe naar buiten
kruipt. Dit proces voltrekt zich binnen een half uur (5). Bij sommige
slijmzwammen ontstaan er uit één spore meerdere amoeben, maar bij Reticularia lycoperdon is dat niet waargenomen (15). Het zilveren
boomkussen komt over vrijwel de gehele wereld voor (10).
Naam
De genusnaam Reticularia betekent "net-" of "maas-vormend", en de soortnaam lycoperdon "wolfsscheet". Dit laatste heeft vermoedelijk betrekking op het opwolken van de bruine sporen. Enteridium lycoperdon is een synoniem van Reticularia lycoperdon. Andere synoniemen zijn: Mucor
lycogalum, Lycogala argentea, Trichoderma fuliginoides, Lycogala
punctata, Lycogala turbinata, Fuligo lycoperdon, Reticularia
argentea, Strongylium fuliginoides en Reticularia umbrina (10).
Eetbaarheid/nut
Boomkussens zijn niet giftig (1), maar worden in Europa niet
beschouwd als eetbaar (4). In Veracruz (Mexico) worden jonge,
verse sporangia wel verzameld, gebakken en gegeten
(6). Van kevertjes uit de familie van de dwergspektorren
is bekend dat zij zich met de "vruchtlichamen" en de sporen van
slijmschimmels voeden, onder andere die van het zilveren boomkussen
(3,8,9). Het vliegje Epicypta testata
legt haar eitjes in plasmodia en sporangia van het zilveren
boomkussen. Naast parasitisme is hier ook sprake van samenwerking, want
enerzijds voeden de larven van het vliegje zich met weefsel
van het plasmodium en verpoppen zich in het sporangium, maar anderzijds
dragen de
jonge vliegjes die uit de poppen komen bij aan de
verspreiding van de sporen (6,18). Het zilveren boomkussen bevat
glycosiden en suikeresters met ongewone chemische structuren
(13,14). De biomembranen van slijmschimmels hebben niet alleen een
andere samenstelling dan de membranen van hogere planten maar ook
dan die van paddenstoelen (17).
Waar gevonden
Wij
hebben boomkussens aangetroffen op een dode stobbe van een
meidoorn en een omgevallen loofboom, in houtsingels die
de sportvelden omgeven. Op 2 en 11 april 2016, dus inderdaad in het
vroege voorjaar. In het terrein rond de waterzuivering in Briltil
vonden we ook eens twee boomkussens op een liggende dode boomstam.
Literatuur
1. Bernoux JY (2009) Retucularia lycoperdon Bull. 1791 =
Enteridium lycoperdon (Bull.) Farr 1976. Document op champyves.fr.
2. Cullington P (2009) Slime moulds for beginners. Field Mycology 10:77-85.
3. Dudka IO, Romanenko KO (2006) Co-existence and interaction between
myxomycetes and other organisms in shared niches. Acta Mycologica
41:99-112.
4. Fausse vesse de loup. Document op mycorance.free.fr/valchamp.
5. Gilbert FA (1928) A study of the method of spore germination in
Myxomycetes. American Journal of Botany 15:345-352.
6. Hunter AJ a.o. Enteridium lycoperdon. Document op en.wikipedia.org.
7. Kambly PE (1939) Some physiological characteristics of Myxomycete
swarm-cells. American Journal of Botany 26:88-92.
8. Keller HW, Snell KI (2002) Feeding activities of slugs on Myxomycetes
and macrofungi. Mycologia 94:757-760.
9. Lawrence JF, Newton AF (1980) Coleoptera associated with the fruiting
bodies of slime molds (Myxomycetes). Coleopterists Bulletin 34:129-143.
10. Liu CH, Chang JH, Chen YF (2006) Myxomycetes of Taiwan (XVIII): The
family Enteridiaceae. Taiwania 51:273-278.
11. Nannenga-Bremekamp NE (1958) Notes on Myxomycetes I. Some remarks on
the genus Reticularia Bull. Emend. Rost. Acta Botanica Neerlandica
7:769-779.
12. Perez JC . Reticularia lycoperdon. Document op fungipedia.org.
13. Rezanka T, Dvoraková R, Hanus LO, Dembitsky VM (2004) Enteridines A and
B from slime mold Enteridium lycoperdon. Phytochemistry 65:455-462.
14. Rezanka T, Dvoraková R, Hanus LO, Dembitsky VM (2004) Lycoperdinoside A
and B, new glycosides from the slime mold Enteridium lycoperdon. Eur J
Org Chem 2004:995-1001.
15. Smith EC (1929) Some phases of spore germination of Myxomycetes.
American Journal of Botany 16:645-650.
16. Van Halm H (2002) Geheimzinnige slijmzwam die kan kruipen. Trouw, 3
september 2002.
17. Vouk V (1932) Über Skelett- und Membranstoffe bei Myxomyceten.
Protoplasma 16:478-485.
18. Zilveren boomkussen (Enteridium lycoperdon), boompuist. Document op
natuurtuin.blogspot.nl (IVN-Bijentuin Nunspeet).
Terug naar de soortenlijst